Cornelis Klepper
Cornelis Klepper
Spijt komt altijd achteraf. Partijen moeten zich daarom goed bewust zijn van de mogelijke gevolgen wanneer zij een beroep doen op ontbinding van een overeenkomst. Dit geldt zeker ook bij aannemingsovereenkomsten. Een weloverwogen beslissing had de gemeente in het volgende geval een hoop ellende kunnen besparen. [1]
Door Cornelis Klepper en Lysanne van der Plaat
Naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure kwam een overeenkomst tot stand tussen de gefingeerde aannemer Brug B.V. en de gemeente. Op deze overeenkomst was naast het bestek de UAV 2012 van toepassing. Na wat gesteggel over en weer besloot de gemeente op een zeker moment de overeenkomst te ontbinden op grond van tekortkoming door Brug B.V.
De gemeente stelde dat Brug BV niet aan haar verplichtingen heeft voldaan door geen geactualiseerde planning aan te leveren en vertraging van het werk te veroorzaken. Brug B.V. stelde op haar beurt dat de overeenkomst onterecht is ontbonden, omdat de verwijten van de gemeente geen tekortkomingen zijn. De ontbinding moet daarom volgens Brug BV gezien worden als een beëindiging van het werk in onvoltooide staat op grond van paragraaf 14.7 van de UAV 2012.
De wet stelt duidelijke eisen aan het ontbinden van een overeenkomst.
De Raad van Arbitrage gaat niet mee in de beweringen van de gemeente. De wet stelt duidelijke eisen aan het ontbinden van een overeenkomst. Een overeenkomst kan slechts ontbonden worden als er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en de schuldenaar in verzuim verkeert. Dit volgt uit artikel 6:265 BW. De Raad oordeelt dat uit de aannemingsovereenkomst geen verplichting volgt voor Brug B.V. tot het leveren van een geactualiseerde planning. Ook acht de Raad niet Brug B.V. maar de gemeente aansprakelijk voor de vertraging van het werk. De onvoorziene omstandigheden die aan de vertraging ten grondslag liggen, komen namelijk op grond van de UAV 2012 voor rekening en risico van de gemeente.
In het bestek en de van toepassing zijnde UAV 2012 kon dus geen grond worden gevonden voor ontbinding. Brug BV is dus niet tekort gekomen in haar verplichtingen. De Raad vindt echter wel voldoende grond om te bepalen dat er sprake is van beëindiging van het werk in onvoltooide staat door de gemeente. De ontbinding wordt daarom ‘omgezet’ in beëindiging van het werk in onvoltooide staat.
Het is duidelijk dat een opdrachtgever (in een aanbestedingsprocedure) zich goed bewust moet zijn van de gevolgen van een mogelijke onterechte ontbinding van de aannemingsovereenkomst.
Het oordeel van de Raad heeft grote gevolgen voor de gemeente. In geval van ontbinding had de gemeente slechts de waarde van het gerealiseerde werk hoeven te vergoeden. Op grond van beëindiging van het werk in onvoltooide staat moet echter de gehele aannemingssom worden betaald. (Lees daarover deze eerdere blog van collega Lennart Alberts). De gemeente was ten onrechte van mening dat Brug B.V. in verzuim verkeerde, zodat zij uiteindelijk zelf voor alle kosten kon opdraaien.
De Raad van Arbitrage past deze methode van ‘omzetting’ meer dan eens toe. Het is daarom van belang om hier vooral als opdrachtgever goed op in te spelen. Als de gemeente deze gang van zaken had willen voorkomen, had zij moeten aanvoeren dat zij in geen geval beëindiging van het werk in onvoltooide staat voor ogen had gehad. De Raad van Arbitrage had dan niet zonder meer aan kunnen nemen dat de wil van de gemeente in ieder geval gericht was op het beëindigen van de overeenkomst, in welke vorm dan ook.
Het is duidelijk dat een opdrachtgever (in een aanbestedingsprocedure) zich goed bewust moet zijn van de gevolgen van een mogelijke onterechte ontbinding van de aannemingsovereenkomst. Hij moet daar op de juiste manier op anticiperen. Een verkeerde aanpak kan hem immers duur komen te staan.
[1] RvA 30 november 2016, No. 35.885