Jaco van den Brink
Het wetsvoorstel Aanscherping burgerschapsopdracht voor scholen is op 22 juni ook door de Eerste Kamer aangenomen. De wetswijziging zal per 1 augustus 2021 in werking treden.
Jaco van den Brink
Het wetsvoorstel Aanscherping burgerschapsopdracht voor scholen is op 22 juni ook door de Eerste Kamer aangenomen. De wetswijziging zal per 1 augustus 2021 in werking treden.
Het wetsvoorstel Aanscherping burgerschapsopdracht voor scholen is op 22 juni ook door de Eerste Kamer aangenomen. De wetswijziging zal per 1 augustus 2021 in werking treden.
De afgelopen week zijn ook de nieuwe Onderzoekskaders van de Onderwijsinspectie vastgesteld, voor PO en VO. Daarin heeft de Inspectie ook de vernieuwde burgerschapsopdracht verwerkt. In het bijzonder de laatste drie pagina’s (eindnoot 1) gaan uitvoerig in op de meer specifieke verplichtingen die de Inspectie afleidt uit de diverse onderdelen van de wettekst.
Het is nu aan de schoolbesturen en scholen om – vanuit een doordachte visie en aansluitend bij de identiteit – hier werk van te maken.
Hieronder geef ik puntsgewijs weer welke verplichtingen de vernieuwde burgerschapsopdracht nu omvat. Daarbij heb ik ook genoemde Onderzoekskaders van de Inspectie verwerkt. Het is goed om onderscheid te maken tussen de verschillende typen vereisten in het nieuwe wetsartikel. Het bevat onderwijskundige vereisten, een zorgplicht voor een goed schoolklimaat en inhoudelijke aanwijzingen: de basiswaarden.
Begin met een visie vanuit de eigen identiteit.
Let op de onderwijskundige vereisten:
Doelgericht → formulering van geconcretiseerde leerdoelen. Dat gaat over de inhoud (basiswaarden, zie onder) en over de “sociale en maatschappelijke competenties”.
Samenhangend → logische opbouw leerstof en aanpak om de leerdoelen te bereiken
Herkenbaar → realisering van geplande leerstof en aanpak
Leerresultaten → gegevens die een adequaat beeld van de resultaten geven
Let op het schoolklimaat:
Terugkerende expliciete aandacht voor identiteit en basiswaarden vanuit een schoolklimaatbeleid. Organiseer bijvoorbeeld schoolklimaatsessies waarbij leraren kunnen sparren over identiteit, basiswaarden, veiligheid en acceptatie en pedagogisch klimaat. En lessen of themamiddagen voor leerlingen over respect en samenleven.
Creëer situaties waarin leerlingen worden gestimuleerd met de basiswaarden te oefenen.
Hanteer een veiligheidsbeleid, om waar mogelijk te zorgen dat leerlingen en leraren zich veilig en geaccepteerd voelen, ook ongeacht verschillen in bijvoorbeeld levensovertuiging, afkomst, geslacht/gender, handicap seksuele gerichtheid.
Spreek leerlingen aan op niet-respectabel taalgebruik.
Meet regelmatig het welbevinden en veiligheidsbeleving op de hele school, in het bijzonder de kwetsbare leerlingen. Evalueer op basis hiervan het schoolklimaat- en veiligheidsbeleid.
Let op de inhoud, de basiswaarden:
De wet spreekt over de “basiswaarden van de democratische rechtsstaat”, en verwijst daarbij nog naar de Grondwet en de “universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens”. Het gaat om, zoals ook de Inspectie benoemt, de “minimale”, “breed erkende essentiële waarden waarop onze democratische manier van samenleven is gebaseerd”.
In de wetsgeschiedenis worden vooral drie kernwaarden genoemd, die van vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. De Inspectie leidt hieruit een achttal waarden af die zij als uitgangspunt wil nemen bij het toezicht op de praktijk in de school: vrijheid van meningsuiting, het gelijkheidsbeginsel, begrip voor anderen, verdraagzaamheid, afwijzen van onverdraagzaamheid, afwijzen van discriminatie, autonomie en verantwoordelijkheidsbesef. Dit zijn inderdaad waarden die raken aan het belang van vreedzaam en verantwoordelijk samenleven.
Tegelijk staan deze waarden natuurlijk zelf niet in de wet, en moeten we bovendien bedenken dat verschillende invullingen hiervan denkbaar zijn. Als toetssteen voor de Inspectie moet het (zoals gezegd) de “minimale” en “essentiële” invulling zijn. De wetgever heeft immers niet bedoeld om levensbeschouwelijke waarden voor te schrijven.
Morele waarden zijn essentieel in de democratische rechtsstaat. Van belang is dan ook dat burgers vanuit hun eigen levensvisie deze waarden dragen. Voor scholen geldt dus niet dat zij zich moeten beperken tot een “minimale” benadering van basiswaarden. Burgerschapsvorming is juist vooral effectief wanneer dit aansluit bij de levensvisie van de kinderen en hun ouders, en bij de identiteit van de school.
Het is dus vooral aan de scholen om – op een bij de identiteit passende wijze – persoonlijke waarden te verbinden met gemeenschapswaarden en publieke waarden.
Om de gedachtevorming te stimuleren geef ik zomaar wat denkrichtingen weer.
Verantwoordelijkheid: bedenk dat je gedrag voor anderen gevolgen heeft en dat je voor de mensen om je heen moet zorgen, waar mogelijk. En dat ook jouw bijdrage aan de samenleving (democratie) nodig is.
Bescheiden en betrouwbaar: je hebt een plek tussen allerlei andere mensen en dat is ook bepalend voor je levensinvulling. Specifiek christelijk geduid, bijvoorbeeld: God geeft je een plek – dus zinvol perspectief – en kijk dus eerst naar Gods kaders voor je levenshouding.
Naastenliefde: help mensen om je heen die je hulp nodig hebben.
Menselijke waardigheid: iedereen is even waardevol. Je mag respect hebben voor jezelf en ook elk mens verdient respect, dat betekent dat je mensen serieus neemt en wilt luisteren. Daarom is er ook het gelijkheidsbeginsel en gelijkheid voor de wet en is er wetgeving over discriminatie.
Samenleven: we hebben elkaar nodig in allerlei verbanden, gezin, familie, kerk, dorp, bedrijf enzovoorts, voor zorg, hulp, liefde, samenwerking. Daar gelden ook gezagsverhoudingen. De overheid hebben we hard nodig voor de orde en aan wetten moeten we allemaal gehoorzamen.
Verdraagzaamheid: in ons land leven we met verschillende bevolkingsgroepen en levensovertuigingen. We moeten voor alle mensen vrede bewaren.
Vrijheid in de rechtsstaat: daarom zijn er staatsvrije sferen, grondrechten. De overheid moet aan de samenleving in diversiteit de vrijheden laten om zich te uiten en te organiseren.
Democratie: de staat is van ons allemaal en daarom zijn we met elkaar verantwoordelijk en verdelen we de inspraak evenredig. Geweldsmonopolie berust bij de staat; door burgers worden uitsluitend vreedzame en geweldloze methoden gehanteerd.