Judith van Setten-van den Brink
De werknemer die tijdens het werk (letsel)schade oploopt, kan de werkgever voor de geleden schade aansprakelijk stellen. De wet biedt in dit opzicht veel bescherming aan de werknemer.
Judith van Setten-van den Brink
De werknemer die tijdens het werk (letsel)schade oploopt, kan de werkgever voor de geleden schade aansprakelijk stellen. De wet biedt in dit opzicht veel bescherming aan de werknemer.
De werknemer die tijdens het werk (letsel)schade oploopt, kan de werkgever voor de geleden schade aansprakelijk stellen. De wet biedt in dit opzicht veel bescherming aan de werknemer. De werkgever is namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkplek. De werkgever kan slechts aan aansprakelijkheid ontkomen als hij aantoont dat aan deze zogenoemde zorgplicht is voldaan. De vraag is alleen: geldt ditzelfde onverkort voor de vrijwilliger of ZZP’er?
De wetgever regelde deze situatie door in de wet te bepalen dat de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst geen voorwaarde is voor aansprakelijkheid van een bedrijf. Met andere woorden: ook een bedrijf dat ZZP’ers inhuurt of vrijwilligers inzet, kan aansprakelijk zijn. Er moet dan sprake zijn van werkzaamheden die door de ZZP’er of vrijwilliger worden verricht voor de uitoefening van het beroep of bedrijf. De wetgever biedt door middel van deze bepaling bescherming aan personen die in eenzelfde positie zitten als de werknemer. Maar hoe ver reikt deze ‘uitoefening van beroep of bedrijf’?
Deze vraag deed zich ook voor in een zaak waarin een vrijwilliger als lid van de klusgroep van de parochie vrijwilligerswerkzaamheden uitvoerde en daarbij letsel opliep. De vrijwilliger stelde de parochie aansprakelijk op basis van art. 7:658 lid 4 BW. De kantonrechter beoordeelde dus of de verrichte werkzaamheden van de vrijwilliger onderdeel uitmaakte van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de parochie. De kantonrechter oordeelde dat dit niet het geval was en bestempelde het als een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
De vrijwilliger besloot het er niet bij te laten zitten en ging in hoger beroep. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onderzocht de wijze waarop de vrijwilligers in de praktijk optraden en concludeerde het volgende:
De klusgroep had een duidelijke structuur, aangezien de vrijwilligers elke maand vergaderden.
De parochie voerde gezag uit over de werkzaamheden van de klusgroep. De klusgroep was namelijk door de parochie opgericht en benodigde materialen werden in overleg met de penningmeester aangeschaft.
De vrijwilligers waren ook betrokken bij activiteiten waaruit inkomsten werden gegenereerd. Het gerechtshof vond het niet van belang dat deze inkomsten werden gebruikt voor het voortbestaan van de kerk, omdat de wet niet vereist dat de organisatie het behalen van winst tot doel heeft.
De werkzaamheden konden ook door werknemers van de kerk worden verricht. Dat de kerk vrijwilligers inzette om personeelskosten te besparen, kwam voor risico van de kerk.
Op basis van deze overwegingen is het oordeel van het hof niet verrassend: de kerk was aansprakelijk voor de schade van de vrijwilliger. Ruim een jaar later verschenen partijen bij de Hoge Raad. De Hoge Raad schaarde zich echter achter het oordeel van het gerechtshof, waardoor de kerk aansprakelijk was voor de geleden schade van de vrijwilliger.
Het is niet de eerste keer dat de rechter over dit vraagstuk oordeelde. De kerk verwees in deze zaak dan ook naar een scoutingvereniging. In die zaak oordeelde de Rechtbank Utrecht dat de scoutingvereniging niet aansprakelijk was voor een vrijwilliger die van een kabelbaan viel met ernstig letsel ten gevolge. De vergelijking die de kerk maakte, ging volgens het gerechthof Arnhem-Leeuwarden niet op. De scoutingvereniging had namelijk alleen leden (en geen werknemers) en er was geen sprake van een gezagsrelatie.
De Hoge Raad bevestigde in 2017 dan ook een lijn die in de rechtspraak al langer gevolgd werd. Zo oordeelde het gerechtshof Arnhem eerder dat een dierenasiel aansprakelijk was voor het letsel dat de vrijwilliger had opgelopen nadat zij was gebeten door een Duitse herder. Of neem de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam in 2011 waarin een manegehouder aansprakelijk werd geacht voor de schade die een vrijwilliger had opgelopen doordat zij tijdens een testrit van het paard was gevallen.
In 2012 wees de Hoge Raad een belangrijk arrest over de positie van de ZZP’er. Het betreft een zelfstandige die zich vanuit een eenmanszaak toespitste op het maken van staalconstructies en machines. Gedurende een periode werkte hij als ZZP’er voor Royalspan aan de reparatie van een machine. Dit bedrijf was onderaannemer van een ander bedrijf genaamd Allspan. Tijdens het werk komt de ZZP’er met zijn been terecht in een draaiende schroef van de machine. Gevolg: amputatie van het rechterbeen boven de knie. De kernvraag: Kan Allspan, de aannemer, aansprakelijk worden gesteld? De ZZP’er gaat met deze vraag naar de rechter en beroept zich op de werkgeversaansprakelijkheid van Allspan. Zowel de kantonrechter als het gerechtshof wijzen de vordering van de werknemer af, omdat zij vonden dat de zelfstandige niet had meegewerkt aan de werkzaamheden die het bedrijf verrichtte. Het bedrijf verwerkte afvalhout, terwijl de zelfstandige reparatiewerkzaamheden verrichtte.
Uiteindelijk stelde de Hoge Raad de zelfstandige in het gelijk op basis van twee argumenten. Ten eerste overwoog de Hoge Raad dat de wetgever ook zelfstandigen wilde beschermen die (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van de werkgever. Daarnaast vond de Hoge Raad dat de zelfstandige door middel van reparatiewerkzaamheden een bijdrage leverde aan de bedrijfsactiviteiten van Allspan. Dit begrip ‘bedrijfsactiviteiten’ heeft in de rechtspraak overigens een grote reikwijdte gekregen. Zo oordeelde de rechter in een andere zaak dat een pandjesbaas aansprakelijk was voor de schade die ontstond tijdens een verbouwing bij de hulpkracht van zijn vaste klusjesman. Opmerkelijk, want de pandjesbaas had geen directe invloed op het handelen van de hulpkrachten.
De wet beschermt zelfstandigen en vrijwilligers in veel gevallen op gelijke voet met de werknemer. Van doorslaggevend belang is of er sprake is van een gezagsrelatie en of de verrichte werkzaamheden tot de bedrijfsuitoefening behoren. Als (vrijwilligers)organisatie is het dus belangrijk om bij het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering te controleren of ZZP’ers en vrijwilligers ook meeverzekerd zijn. Dit voorkomt situaties waarin uw verzekering geen dekking verleend en u mogelijk zelf de schade moet vergoeden. Voor vrijwilligers en ZZP’ers is het advies om zo snel mogelijk na een ongeval contact op te nemen met een belangenbehartiger. Op die manier kunnen de omstandigheden rondom het ongeval adequaat worden vastgesteld, hetgeen van cruciaal belang is voor het vestigen van de aansprakelijkheid.