Blog
De construction-all-risks-verzekering, kortweg de CAR-verzekering, is een verzekering die schade dekt bij alle soorten bouwprojecten en aanbouwrisico’s. Uniek aan de CAR-zekering is dat een zogenaamde parapludekking wordt geboden, waarbij alle bij de bouw betrokken partijen voor een groot aantal risico’s onder één polis zijn verzekerd.
Vanuit ons kantoor is er eerder op gewezen dat het afsluiten van een CAR-verzekering inzicht en alertheid vereist. Gezien de rechtspraak over de CAR-verzekering concludeerde mr. Alberts in zijn blog over dit onderwerp dat over de uitleg van de polisvoorwaarden van de CAR-verzekering het laatste woord nog niet gezegd is. Voortbouwend op deze eerdere bijdrage zal daarom nu opnieuw aandacht worden besteed aan een aantal recente zaken die meer inzicht moeten verschaffen over de uitleg van polisvoorwaarden.
Zie ook: CAR-verzekering, een onzeker bestaan (deel 1)In de vorige bijdrage is reeds gewezen op een belangrijk en richtinggevend arrest van de Hoge Raad uit 2013 met betrekking tot de uitleg van de CAR-polisvoorwaarden (HR 19 april 2013). De Hoge Raad oordeelde in dit arrest dat de uitleg van de polisvoorwaarden afhankelijk is van hetgeen verzekeraar en verzekeringsnemer dienaangaande zijn overeengekomen. Dit uitgangspunt gold volgens de Hoge Raad ook bij de uitleg van een beding in een CAR-verzekering waarin dekking wordt verleend aan onderaannemers die door de verzekeringsnemer bij de uitvoering van een verzekerd werk worden ingeschakeld. Daarbij geldt dat de onderaannemer als derde-verzekerde een mede ten behoeve van hem gesloten verzekeringsovereenkomst aanvaardt zoals deze is en dat hij in beginsel geen aanspraak maken kan op een ruimere dekking dan de hoofdaannemer in hoedanigheid van verzekeringnemer met de verzekeraar is overeengekomen.
Hoewel de Hoge Raad dit niet met zoveel woorden doet, is zowel door het Gerechtshof als in de conclusie van de advocaat-generaal voorafgaand aan onderhavig arrest, nadrukkelijk gewezen op de toepassing van de zogenaamde Haviltex-maatstaf bij de uitleg van CAR-poliswaarden. Volgens de Haviltex-maatstaf komt het bij de uitleg van contractsbepalingen niet alleen aan op de zuiver taalkundige uitleg van deze bepalingen, maar dient ook acht te worden geslagen op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Omdat de CAR-verzekering in de eerste plaats ten behoeve van en door de hoofdaannemer als verzekeringsnemer is afgesloten, komt het bij de partijbedoelingen uitsluitend aan op de bedoeling van de verzekeraar en de hoofdaannemer als verzekeringsnemer. Dat ook anderen, waaronder onderaannemers, als medeverzekerden onder de polis worden aangemerkt en een beroep kunnen doen op de door de hoofdaannemer overeengekomen verzekeringsdekking, brengt daarom niet mee dat de uitleg van de verzekeringsovereenkomst in hun voordeel volgens een meer objectieve uitleg plaats zou kunnen vinden. De subjectieve toetsnorm aan de hand van de partijbedoeling is bij de uitleg van de CAR-polisvoorwaarden zeer recent nog door de Rechtbank Amsterdam in een interpretatiegeschil overgenomen (Rb. Amsterdam 13 juli 2016).
Onder uitdrukkelijke verwijzing naar voornoemd arrest van de Hoge Raad deed de Rechtbank Noord-Holland vorig jaar uitspraak over de uitleg van poliswaarden ten aanzien van de positie van een onder-onderaannemer (Rb. Noord-Holland 16 september 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8100). De rechtbank overwoog hier dat voor de beoordeling van de vraag of onder de polisvoorwaarden ook dekking wordt verleend aan onder-onderaannemers, aansluiting diende te worden gezocht bij een redelijke uitleg van de desbetreffende bepaling in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel. Volgens de rechtbank konden de onder-onderaannemers onder de gegeven omstandigheden niet zonder meer als medeverzekerde onder de polis worden aangemerkt. Hoewel de woordelijke bepaling van de betreffende polisvoorwaarde de onder-onderaannemers weldegelijk onder de verzekering leek te schuiven, leidde de rechtbank uit het geheel van de verzekeringsvoorwaarden af dat onder-onderaannemers slechts voorwaardelijk tot de polis werden toegelaten. Dekking kon aldus pas aan onder-onderaannemers worden verleend wanneer een daartoe strekkend derdenbeding met zoveel woorden door de bij de verzekeringsovereenkomst betrokken partijen was overeengekomen en de onder-onderaannemer dit ten behoeve van hem gemaakte beding in de overeenkomst ook uitdrukkelijk aanvaardde.
De CAR-verzekering is een van de belangrijkste instrumenten ter bescherming tegen het risico van schade in de bouwsector. Ondanks het brede toepassingsbereik van de verzekering bestaat over de inhoud van de dekking, de uitleg van de polisvoorwaarden en de vraag wie al dan niet als verzekerde(n) kunnen worden beschouwd, veel onduidelijkheid en discussie. Uit de in deze bijdrage aangehaalde rechtspraak volgt dat voor de uitleg van de polisvoorwaarden naast de taalkundige bewoording van de bepalingen met name ook de partijbedoeling van belang. De partijbedoeling is uitdrukkelijk alleen de bedoeling van de partijen die de verzekeringsovereenkomst sloten, niet ook derden die als medeverzekerden onder de polis kunnen worden aangemerkt. Slechts als dat de bedoeling van de partijen bij de verzekeringsovereenkomst is geweest, kunnen derden, zoals bijvoorbeeld onderaannemers of onder-onderaannemers, een beroep doen op de polis. Daartoe dienen niet alleen de betreffende bepalingen in de polisvoorwaarden in ogenschouw te worden genomen, maar juist ook de polis als geheel.
De oorspronkelijke partijen bepalen uiteindelijk de reikwijdte van de bescherming die de CAR-verzekering biedt. Bij de uitleg van de polis komt het immers aan op hun bedoeling bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst. Als de bedoeling duidelijk is, kan vervolgens mogelijk wel een wijdverbreid beroep op de verzekering worden gedaan. Niet alleen door de verzekeringsnemer zelf, maar ook door onderaannemers of zelfs onder-onderaannemers.