Tijdens een echtscheiding moet worden bepaald wie van de echtgenoten draagplichtig zal blijven voor de schulden die er zijn. Bepaalde schulden zullen gemeenschapsschulden zijn waarvan beide echtgenoten vinden dat zij deze samen moeten aflossen. Over andere schulden kan de discussie bestaan of deze in de gemeenschap moeten vallen en beide echtgenoten hiervoor op moeten draaien. Denk bijvoorbeeld aan een boete voor te hard rijden of een gokschuld. Eén van de echtgenoten kan in zo’n geval van mening zijn dat de veroorzakende echtgenoot deze schuld volledig in zijn of haar eentje moet dragen.
Er zijn gelukkig uitzonderingen mogelijk op de hoofdregel die luidt dat alle schulden bij helfte moeten worden gedragen wanneer er sprake is van een wettelijk gemeenschap van goederen. Eén van deze uitzonderingen is dat de schuld aan één van de echtgenoten verknocht is. Dit zou kunnen beteken dat alleen deze echtgenoot de schuld moet dragen. Maar kan er op deze uitzondering wel zomaar een beroep worden gedaan?
Verknochtheid
Er is sprake van verknochtheid wanneer een bepaalde schuld een hoogstpersoonlijk karakter heeft en daarom verknocht is aan een bepaald persoon. Door de verknochtheid kan worden bepaald dat de schuld niet in de gemeenschap valt en deze volledig moet worden gedragen door de persoon aan wie de schuld verknocht is. Of er sprake is van verknochtheid is erg afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de schuld. De wetgever heeft bij de totstandkoming van de wetgeving in ieder geval willen verduidelijken dat het hier niet gaat om dezelfde verknochtheid als waar in spraakgebruik op wordt gedoeld. Het gaat dus niet om een bepaalde emotie, zoals een gehechtheid aan een bepaalde zaak. De verknochtheid moet op objectieve wijze worden vastgesteld. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden waardoor een schuld naar maatschappelijke opvattingen als verknocht wordt beschouwd.
Er zijn tal van uitspraken waarin het verweer over de verknochtheid van schulden wordt gevoerd, maar slechts een handjevol uitspraken waarin de rechter oordeelt dat van verknochtheid inderdaad sprake is.
Toch niet verknocht
Een voorbeeld van een zaak waarin de rechter moest oordelen over de verknochtheid, speelde eerder dit jaar bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De vrouw had in het verleden geld verdiend door middel van wietteelt. Dit werd ontdekt en de vrouw werd strafrechtelijk veroordeeld tot het terugbetalen van het geld dat zij met de illegale wietteelt had verdiend. Tijdens de echtscheidingsprocedure stelt de man zich op het standpunt dat de schuld, van nu nog € 67.200, aan de vrouw was verknocht en dus niet in de gemeenschap viel. Het hof is het niet met de man eens. Het had er alle schijn van dat de man heeft meegeprofiteerd van de inkomsten uit de wietteelt. Van verknochtheid is dan ook geen sprake.
In een tweede geval ging het om een schuld bestaande uit advocaatkosten die de man had gemaakt in het kader van een strafzaak. De vrouw vindt dat deze schuld verknocht is aan de man en dus niet in de gemeenschap moet vallen. Ook hier ziet het hof onvoldoende reden om af te wijken van de hoofdregel: dit is een huwelijkse schuld waarvoor beide partijen voor de helft draagplichtig zijn.
Uit deze uitspraken blijkt al dat een onrechtmatige gedraging van één van de echtgenoten op zichzelf in ieder geval onvoldoende is. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden.
Wanneer dan wel?
De volgende twee zaken illustreren van welke bijzondere omstandigheden sprake moet zijn om te kunnen spreken van verknochtheid.
In de eerste zaak ging het om een schadevergoeding die door de strafrechter aan de man was opgelegd, wegens mishandeling van de vrouw. In dit geval vond de rechter dat er door de bijzondere rechtsverhouding van partijen, zijnde deelgenoten, maar ook dader en slachtoffer, wel gesproken kon worden van een hoogstpersoonlijke en dus verknochte schuld.
Ook in een zaak waarin de man werd veroordeeld tot het terugbetalen van gelden die hij had verduisterd van zijn werkgever, werd geoordeeld dat deze schuld aan de man was verknocht. In dit geval was er sprake van verknochtheid, omdat de echtgenoten eigenlijk al drie jaar niet meer samenwoonden op het moment dat de man de gelden verduisterde. Het lijkt er dan ook op dat de vrouw niet afwist en niet heeft geprofiteerd van de verduisterde gelden. De schuld is daarom verknocht aan de man.
Een hoge lat
Uit de genoemde uitspraken blijkt dat de lat voor verknochtheid erg hoog ligt. Onrechtmatig handelen van één van de echtgenoten, maakt niet zomaar dat de schuld die hierdoor ontstaat, verknocht is. Er moet echt sprake zijn van bijzondere bijkomende omstandigheden, zoals een dader-slachtoffer verhouding tussen echtgenoten of echtgenoten die al jaren apart van elkaar leven. Het is dus sterk afhankelijk van de omstandigheden of de rechter zal oordelen dat er sprake is van verknochtheid. In ieder geval blijkt dat de rechter er niet happig op is echtgenoten gebruik te laten van deze uitzondering om af te wijken van de draagplicht bij helfte die geldt bij de wettelijk gemeenschap van goederen.
Lees ook: