Als de relatie van ouders verbroken is, komt het geregeld voor dat een van beiden een nieuwe start wil maken op andere plek. Zolang de kinderen bij de achterblijvende ouder wonen, kan deze wens in principe in vervulling gaan.
Als de relatie van ouders verbroken is, komt het geregeld voor dat een van beiden een nieuwe start wil maken op andere plek. Zolang de kinderen bij de achterblijvende ouder wonen, kan deze wens in principe in vervulling gaan.
Als de relatie van ouders verbroken is, komt het geregeld voor dat een van beiden een nieuwe start wil maken op andere plek. Zolang de kinderen bij de achterblijvende ouder wonen, kan deze wens in principe in vervulling gaan. Als er wél kinderen bij de verhuizing betrokken zijn, ligt dit heel anders. Voor een verhuizing met kinderen is namelijk toestemming van de andere gezagsdragende ouder nodig (zie de website van BVD advocaten voor blogs die aanvullende informatie geven over dit onderwerp).
In de praktijk lijkt het steeds vaker voor te komen dat het heft in eigen hand wordt genomen door de ouder die wil vertrekken: de wens om met de kinderen te verhuizen wordt doorgezet zonder dat de andere ouder of de rechter daar toestemming voor heeft gegeven. Wanneer beide ouders het gezag hebben, kan de achterblijvende ouder in dat geval direct een procedure opstarten om te bewerkstelligen dat de andere ouder met de kinderen moet terugverhuizen. Het kan echter ook zo zijn dat de achterblijvende geen ouderlijk gezag heeft over de kinderen; kan deze ouder ook bij de rechter aankloppen en een bevel tot terugverhuizing verzoeken?
Het hof Arnhem heeft in augustus van dit jaar geoordeeld dat er géén wettelijke grondslag is voor een bevel tot terugverhuizing als dit wordt verzocht door een ouder die op het tijdstip van de verhuizing geen gezag had. In deze zaak was de moeder met het kind van partijen verhuisd. Zij was toen alleen met het gezag belast. Daarom mocht zij ook naar eigen inzicht de woonplaats van het kind bepalen.
Dit betekent niet dat de moeder als enig gezagsdragende ouder maar kan doen wat zij wil. Zij is namelijk wel verplicht om de ontwikkeling van de banden van het kind met de vader te bevorderen. Deze wettelijke verplichting hangt weer samen met het recht op omgang tussen vader en kind. Ook moet de moeder de vader op de hoogte te stellen van ‘gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind’ en de vader raadplegen over beslissingen daarover. In het kader van deze verplichtingen geeft het hof de moeder een flinke tik op de vingers: de moeder heeft ervoor gezorgd dat er geen enkele contact tussen vader en kind mogelijk was, omdat zij aan de vader geen enkele informatie gegeven over de nieuwe verblijfplaats.
Met deze tik op de vingers schiet de vader in kwestie echter niet zoveel op. Kan de rechter er ook een gevolg aan verbinden wanneer de gezagsdragende ouder niet aan deze wettelijke verplichtingen voldoet? Het hof benoemt expliciet dat een bevel tot verhuizing niet tot de mogelijkheden behoort, maar dat de rechter wel mogelijkheden heeft als het om de zorgregeling gaat. De rechter kan bijvoorbeeld opdracht kan geven voor een onderzoek naar de zorgregeling of een dwangmiddel opleggen om ervoor te zorgen dat de zorgregeling wordt nagekomen.
Dit neemt niet weg dat de achterblijvende gezagsdragende ouder een veel sterkere positie heeft bij de verhuizing van een kind dan de achterblijvende ouder zonder gezag. Wanneer een ouder mee wil kunnen beslissen over belangrijke beslissingen in het leven van een kind zoals een verhuizing, is het dan ook raadzaam om te adviseren dat deze ouder er alles aan doet om het ouderlijk gezag te verkrijgen. Het is belangrijk dat ouders zonder gezag zich daarvan bewust zijn en niet afwachten totdat zij geconfronteerd worden met voldongen feit, zoals een verhuizing.