Anje Slootweg


We hebben al eerder geschreven over de vele verhuiszaken waardoor het rechterlijk apparaat in Nederland wordt belast. Een moeder ontmoet een nieuwe partner en wil gaan samenwonen en daarbij haar kind of kinderen mee verhuizen.

We hebben al eerder geschreven over de vele verhuiszaken waardoor het rechterlijk apparaat in Nederland wordt belast. Een moeder ontmoet een nieuwe partner en wil gaan samenwonen en daarbij haar kind of kinderen mee verhuizen. Een vader wil hier absoluut niet in mee gaan, omdat hij dan opeens op een uur of langer rijden van zijn kinderen vandaan komt te wonen. Zeker als de nieuwe partner of nieuwe partners ook weer kinderen hebben en omgangsverplichtingen of haal- en brengverplichtingen. Zo ontstaan kluwens die soms nauwelijks meer te ontwarren zijn.

Moeder wil kind meeverhuizen 

Het Hof in Amsterdam had recent (7 februari jl.) te oordelen in een discussie over het halen en brengen van een kind na een verhuizing van de moeder. Het ging om ex-partners met een dochter, geboortejaar 2014.  In 2015 zijn de ouders gescheiden. In 2017 dient moeder bij de rechtbank een verzoek in om samen met de dochter te mogen verhuizen. Dit omdat de vader er niet mee instemt. Hij zou door de verhuizing terugvallen op een weekendregeling en op te grote afstand komen te staan van zijn kind.

Het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen wordt afgewezen. Moeder gaat in hoger beroep. Haar verzoek wordt opnieuw afgewezen. De moeder doet in een kort geding (spoedprocedure) nog een keer dezelfde verzoeken. Deze worden opnieuw afgewezen. Moeder begint opnieuw een procedure bij de rechtbank. Uiteindelijk besluit de vader om in te stemmen met de verhuizing. Het lijkt erop dat hij het eindeloze procederen niet meer volhoudt. Op 6 december 2018 krijgt de moeder dan uiteindelijk van de rechtbank toestemming om te mogen verhuizen met de dochter. Voorwaarde is wel dat zij dan zelf het halen en brengen voor haar rekening neemt.

Moeder wil vervoersregeling wijzigen

Helaas voor de vader begint de moeder al in 2020, dus ruim een jaar na haar verhuizing, een procedure. Inzet van die procedure is dat zij wil dat het halen en brengen voortaan gelijk wordt verdeeld tussen de ouders. De reden hiervoor is dat zij na een miskraam in 2019 is gestopt met werken. Daardoor kon zij de auto niet meer betalen en heeft zij deze moeten verkopen. De auto van haar nieuwe partner heeft hij nodig voor zijn werk. Hierdoor heeft zij op vrijdagmiddag geen vervoer meer om de dochter bij de vader te brengen. Daarnaast zou zij rugklachten hebben waardoor ze niet zo ver kan reizen. De moeder is wél bereid de kilometers van de vader te vergoeden op basis van 19 cent per kilometer.

De rechtbank wijst het verzoek af, maar de moeder gaat wederom in hoger beroep. Dat is al met al de zesde procedure tussen deze ouders, zonder uitzondering door de moeder opgestart. Ook het hof wijst haar verzoek af. Onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake is van praktische of fysieke beperkingen aan de zijde van de moeder die haar belemmeren om uitvoering te geven aan het tweewekelijks brengen naar de vader en weer ophalen bij de vader. Bovendien mocht zij verhuizen onder de voorwaarde dat zij zou halen en brengen. Ze kan daar dan niet een jaar later op terugkomen.

Deze uitspraak maakt twee dingen duidelijk:

1. Rechters zijn (terecht) streng rond verhuizingen. De andere ouder kan niet de dupe worden van het feit dat de ene ouder een nieuwe liefde vindt aan de andere kant van het land. Voor een verhuizing naar elders in het land zonder toestemming van de andere ouder zonder gezag, volgt vrijwel nooit toestemming van de rechter.

2. Deze zaak maakt ook duidelijk wat ‘kapot procederen’ inhoudt. Het is juridisch niet mogelijk om de andere ouder te begrenzen in het starten van nieuwe procedures. De vader had in deze procedure gevraagd om een ‘procesverbod’ voor de moeder over het halen en brengen, maar dat wordt niet toegewezen; het is in strijd met de grondrechten van de vrouw. Het probleem zat er in deze zaak kennelijk in dat de nieuwe partner van de vrouw een goed inkomen had en daardoor de advocaatkosten kon betalen. De man raakte hierdoor aan de bedelstaf. Deze situatie kan zich ook voordoen als de ene ouder de mogelijkheid heeft om te procederen op basis van gefinancierde rechtsbijstand en de andere ouder zijn advocaat per uur moet betalen.

Het Hof spreekt de hoop uit dat beide ouders inzicht zullen gaan creëren in zichzelf en hun  geschilpunten voortaan buiten de rechtszaal zullen oplossen. Of deze hoop uit komt, is in deze zaak de vraag.

Lees ook:

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises