Vorige week schreef ik in mijn blog dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november jl. een baanbrekend arrest (ECLI:NL:GHARL:2013:8304) wees: geoordeeld werd dat in het voorliggende geval tussen de alphahulp en de bemiddelende zorginstelling een arbeidsovereenkomst bestaat in de zin van ons Burgerlijk Wetboek.

Het gerechtshof toetste in haar uitspraak of de inhoud van de rechtsverhouding tussen de alphahulp en de zorginstelling voldoet aan de wettelijke criteria die gelden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. In deze bijdrage ga ik – als aanvulling op mijn eerdere blog – nader in op de omstandigheden die voor het gerechtshof in dat kader van belang waren.

In de wet staat – kort gezegd – dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst als de werknemer in dienst van de werkgever tegen loon arbeid verricht. Er moet dus sprake zijn van arbeid, loon en van een gezagsverhouding. De feitelijke omstandigheden zijn leidend en niet de intentie van partijen of wat zij boven hun overeenkomst hebben gezet. Zelfs het feit dat het UWV en de belastingdienst zich op het standpunt hebben gesteld dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de zorginstelling en de alphahulp is niet doorslaggevend.

Het gerechtshof overweegt dat de volgende omstandigheden van belang zijn voor de conclusie dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de zorginstelling en de alphahulp:

Het gerechtshof komt tot de conclusie dat aan de wettelijke vereisten voor een arbeidsovereenkomst is voldaan en dat de alphahulp niet in dienst van de cliënt, maar in dienst van de zorginstelling is. De alphahulp is dus niet meer aan te merken als ‘de werknemer die doorgaans op minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat’. Daardoor zijn op de alphahulp het normale sociale zekerheidsrecht, arbeidsrecht en fiscale regelingen van toepassing.

Zoals ik in mijn vorige blog al aangaf kan het arrest grote consequenties voor de bedrijfsvoering van zorginstellingen hebben. Wanneer voor iedere alphahulpconstructie het bepaalde in het arrest geldt, zal het voor hen moeilijk worden om te blijven voldoen aan de zorgverplichting jegens de gemeente op basis van het door hen aangeboden zorgpakket. De kosten worden dan immers beduidend hoger. Ook voor toekomstige aanbestedingen heeft de uitspraak in dat geval consequenties. Daartegenover staat dat alphahulpen dezelfde bescherming krijgen als andere werknemers.

De vraag is echter of het arrest één op één kan worden toegepast op alphahulpconstructies in andere zorginstellingen. Zorginstellingen doen er in ieder geval goed aan de door hen gehanteerde alphahulpconstructies naast de in het arrest besproken constructie te leggen.

Heeft u vragen over uw rechtspositie als alphahulp of over de alphahulpconstructie die binnen uw onderneming is gekozen, neemt u dan gerust contact op met één van onze advocaten uit de sectie Arbeidsrecht, Ondernemingsrecht of Zorgorganisaties (0318 53 17 80).

Deel dit artikel

Expertises