Onlangs deed de rechter (Rechtbank Rotterdam, 26 augustus 2021) uitspraak in een aanbestedings-kort geding, die mooi laat zien hoe het transparantiebeginsel werkt.
Het ging om een aanbesteding van Waterbedrijf Evides voor de lease van personen- en bestelauto’s. Er waren verschillende subgunningscriteria; één daarvan was prijs. Inschrijvers moesten verschillende tarieven opgeven voor verschillende typen auto’s.
Na de inschrijvingen werd bekend gemaakt dat de opdracht voorlopig gegund werd aan Arval. Een ander inschrijver, Athlon, maakte hiertegen echter bezwaar.
Uit de voorlopige gunning was gebleken dat de opgegeven prijzen als volgt waren vergeleken: van elke inschrijver was een gewogen gemiddelde genomen van de verschillende prijzen. De prijs voor die auto’s die voor Evides van groot belang waren, wogen bij die weging dus zwaarder. Dat er zo gewogen zou worden, was echter vooraf niet duidelijk uit de aanbestedingsleidraad.
De rechter stelde vast dat er überhaupt niet duidelijk was uit de leidraad hoe de verschillende prijzen met elkaar vergeleken zouden worden. Vraag was nu: was de beoordeling wel voldoende transparant?
De rechter oordeelde: nee, onvoldoende transparant. Immers, wanneer Athlon (en andere inschrijvers) vooraf hadden geweten hoe de prijzen gewogen zouden worden, dan hadden ze daarmee rekening kunnen houden in de prijsvorming. Nu kon dat niet, en dat zorgde in de praktijk voor een voor hen deels willekeurige beoordeling.