Natasja Barské-Gelling
Natasja Barské-Gelling
Als een minderjarig kind betrokken is bij een echtscheiding zal de rechtbank voor dit minderjarige kind voorzieningen treffen. Deze voorzieningen hebben ondermeer betrekking op de vraag waar de kinderen gaan wonen en wanneer ze bij de andere ouder zijn. Voor de rechtbank geldt als uitgangspunt dat kinderen vanaf 12 jaar een brief ontvangen waarbij zij een oproep krijgen van voor een kindgesprek. De hoofdregel is dus dat kinderen van 12 jaar en ouder gehoord worden door een rechter. Soms komt het ook voor dat de rechter kinderen jonger dan 12 jaar hoort, echter dit is een uitzondering.
Het feit dat de rechter een kind hoort wil echter niet zeggen dat de rechtbank ook het standpunt van het kind volgt. De rechtbank zal altijd zelfstandig toetsen welke regeling in het beste belang van een kind is. Onlangs werd dit weer eens duidelijk in een lastige zaak waar het hof Amsterdam over moest oordelen. Wat was er aan de hand? Het ging hier om een minderjarig meisje van 11 jaar. Zijn woonde nadat haar ouders uit elkaar gingen bij haar moeder. Enige tijd later is haar moeder met haar vriend verhuisd naar een andere provincie. Vader kon er niet mee instemmen dat zijn dochter met haar moeder mee zou verhuizen. Dit heeft geleid tot een procedure, waarin de rechtbank in eerste instantie voorlopig bepaalde dat de dochter tijdelijk bij vader ging wonen. Ondertussen is doorgeprocedeerd over de vraag waar dochter nu uiteindelijk zou moeten gaan wonen.
Ondanks de hele duidelijke wens van dochter en het standpunt van de bijzondere curator, bepaalt het hof toch dat een verhuizing niet in haar belang is.
Moeder voerde van haar kant aan dat zij altijd de verzorgende ouder is geweest en dat vader overdag werkte. Vader verzorgt de minderjarige nu met behulp van derden. Vader betwist dit niet als zodanig maar voert andere argumenten aan waarom hij van mening is dat de minderjarige beter op zijn plek is bij hem.
De rechtbank heeft de Raad voor de kinderbescherming verzocht om advies uit te brengen. De Raad adviseert na onderzoek het verzoek van moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de verhuizing van de minderjarige af te wijzen.
Uiteindelijk vindt er pas een jaar na het advies van de Raad een zitting plaats. Intussen is ook een bijzonder curator benoemt. Wat uit het verslag van de bijzonder curator en uit de beschikking opvalt is dat de dochter heel duidelijk is over wat zij wil. Zij geeft klip en klaar en consistent aan dat zij bij haar moeder wil wonen.
De bijzonder curator bevestigt dat er bij dochter een diepe overtuiging is om bij haar moeder te willen wonen. De bijzonder curator geeft aan dat deze wens consistent is en dat het niet goed zou zijn voor de minderjarige als haar wens opnieuw niet gehoord wordt. Duidelijk wordt ook dat de minderjarige last heeft van het conflict tussen de ouders en dat zij in een loyaliteitsconflict zit.
Naar aanleiding hiervan geeft de Raad aan dat zij geen nieuw advies geeft, maar dat zij zich kan vinden in het huidige standpunt van de bijzondere curator, gelet op het feit dat de minderjarige consistent in haar wens is.
Ondanks de hele duidelijke wens van dochter en het standpunt van de bijzondere curator, bepaalt het hof toch dat een verhuizing niet in haar belang is. Het hof vindt dat het kind haar leven in de haar vertrouwde omgeving bij de vader en op haar huidige school voort moeten kunnen zetten en hecht daarbij aan het belang van de vader en het kind om een contact niet te zeer te zien verschralen. Dit weegt voor het hof zwaarder dan de wens van moeder, maar dus ook zwaarder dan de wens van het kind om weer bij haar moeder te gaan wonen.
Het Hof kent dus geen doorslaggevende betekenis aan de wilsuiting van het kind toe. Op zich is dit niet nieuw, maar gegeven de heel duidelijke wens van dochter toch ook wel verrassend.