Het is in het belang van het kind om omgang te hebben met diens ouders. Dat is tenminste het uitgangspunt. Dit maakt ook dat de ouder die de tussen het kind en de andere ouder vastgestelde omgangsregeling niet naleeft, een flinke tik op de vingers kan krijgen van de rechter. Toch zijn er omstandigheden denkbaar waardoor kan worden getwijfeld of een bepaalde omgangs- of zorgregeling wel in het belang is van het kind. Is er dan een mogelijkheid om het contact tussen kind en ouder te beperken en wanneer komt een rechter tot een dergelijke beslissing? Aan de hand van een reeks recente zaken over dit onderwerp, zal worden bekeken hoe de wet op dit punt door rechters wordt toegepast in de praktijk.
De wettelijke vereisten
Voor de gevallen waarin contact met één van de ouders niet in het belang is van het kind, geeft de wet de mogelijkheid aan de rechter om een eventueel geldende zorg- of omgangsregeling te schorsen. De wet schrijft als criterium voor dat omgang kan worden beperkt, indien dit ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind of anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. Dit zegt op zichzelf nog zo veel. De ouder die medewerking weigert aan de omgangsregeling met de andere ouder, zal er immers vaak van overtuigd zijn dat het belang van het kind dit vergt. Zoals we zullen zien in de navolgende zaken, is dit op zichzelf echter niet voldoende.
Belcontactregeling
In de eerste zaak werd door moeder verzocht om de belcontactregeling tijdelijk te schorsen. Een bijkomende omstandigheid was dat het kind kampte met autismespectrumsyndroom. Dat vader plotseling had besloten naar het buitenland plaats te verhuizen, had daardoor extra impact. De druk die de vader oplegde tijdens de eerste beeldbelmomenten, zorgde alleen nog maar voor meer spanning bij het kind. Rust zou nu voor het kind het belangrijkste zijn.
De rechter in deze zaak ziet genoeg reden om de belregeling voor 3 maanden te schorsen. Het kind heeft rust en ruimte nodig om de plotselinge veranderingen een plekje te geven. De rustperiode geeft vader bovendien de gelegenheid om met de therapeut te bespreken hoe het contact wel vorm moet krijgen.
De stalkende vader
In de tweede zaak, was de vader strafrechtelijk veroordeeld wegens stalking/belaging van de moeder. Het kind was al jaren getuige van het bedreigende en stalkende gedrag van vader, dat ook na de veroordeling nog plaatsvond. De moeder verzoekt de omgangsregeling tussen vader en kind te schorsen, zodat er rust komt voor haar en het kind
Hoewel de betrokken Jeugdbescherming van mening is dat problemen met name tussen de ouders spelen en omgang veilig kan plaatsvinden, is de rechter het hier niet mee eens. Vader toont ook in aanwezigheid van het kind grensoverschrijdend en agressief gedrag jegens moeder. De vader lijkt geen weerstand te kunnen bieden aan de drang om zijn eigen behoeften te volgen, waarbij hij voorbij gaat aan de belang van het kind. Hierdoor zou omgang voor meer spanning en schade kunnen zorgen voor het kind, terwijl het juist rust nodig heeft om de gebeurtenissen te verwerken. De zorgregeling wordt gedurende 1 jaar geschorst, binnen welke periode vader aan zichzelf moet gaan werken.
Omgang in de penitentiaire inrichting
In de derde zaak werd het verzoek van moeder om de zorgregeling te schorsen niet toegewezen. Er was tijdens de relatie sprake van veel geweld en vader verbleef inmiddels in een penitentiaire inrichting. Moeder geeft aan nog steeds veelvuldig door vader te worden lastiggevallen en nog steeds te kampen met angstige en onveilige gevoelens. Redenen om de zorgregeling op te schorsen is volgens moeder verder dat vader tijdens de bezoekmomenten aan de PI met name aandacht lijkt te hebben voor haar in plaats van hun dochter. Daarnaast zou het voor haar en het kind te belastend zijn om wekelijks vier uur te reizen om op het bezoekuur te verschijnen.
Het hof vindt echter dat moeder, naast haar eigen bezwaren, onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom contact in dit geval niet in het belang van het kind zou zijn. Vader en kind hebben een goede band. Het kind ontwikkelt zich goed en vertoont geen weerstand jegens vader. Er dient dus gewoon (frequent) contact plaats te vinden.
Wat is de lijn?
Hoewel omgang in beginsel in het belang is van het kind, blijkt uit bovenstaande zaken dat ook juist het belang van het kind er in bepaalde gevallen voor kan zorgen dat een omgangs- of zorgregeling tijdelijk moet worden geschorst. In de zaken waarin de rechter overgaat tot schorsing, lijkt de gemeenschappelijke deler te zijn dat het kind zelf behoefte heeft aan rust. Tijdens deze periode krijgt de ouder met wie het contact wordt ontzegd, bovendien huiswerk mee van de rechter. Het doel van de rustperiode is dan dus eigenlijk dat het contact tussen ouder en kind dan beter verloopt.
Zoals de laatste zaak illustreert, gaat de rechter niet zomaar over tot schorsing. Bezwaren van de andere ouder of belemmeringen die met name gelegen zijn in de ouderlijke relatie, zijn op zichzelf onvoldoende. Er moeten bijkomende omstandigheden zijn waaruit blijkt dat omgang ernstig nadeel op zou leveren voor het kind.