Bertjan Agteresch
Bertjan Agteresch
Voor ondernemers is het een flinke ergernis: facturen die niet worden betaald. Soms kan het retentierecht dan een nuttige rol vervullen. In deze blog wordt ingegaan op het retentierecht in het licht van twee recente vonnissen. Afgesloten wordt met enkele lessen voor de praktijk.
Kort gezegd houdt het retentierecht het volgende in. Een schuldeiser mag de verplichting tot afgifte van een zaak aan de schuldenaar opschorten, totdat door de schuldenaar de openstaande factuur wordt voldaan. In dat geval is hij de ‘retentor’. De vordering moet wel opeisbaar zijn om van het retentierecht gebruik te mogen maken. Het schoolvoorbeeld van retentierecht is de garagehouder die de auto van de klant niet teruggeeft, zolang de factuur niet wordt voldaan.
Het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 4 december 2018 draait om het volgende. Door Martha en Bob wordt met de eenmanszaak X Yachts een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een motorjacht in aanbouw. [2] Hiervoor betalen zij € 168.000,- aan X Yachts. Na korte tijd wordt door Y Vastgoed B.V. aan Martha en Bob meegedeeld dat een retentierecht rust op het motorjacht. Y Vastgoed weigert het motorjacht af te geven. Martha en Bob starten een kort geding, waarin zij van Y Vastgoed afgifte van het motorjacht vorderen. Y Vastgoed gaat vervolgens in hoger beroep.
In meerdere stappen beoordeelt het hof de vraag of Y Vastgoed het motorjacht moet afgeven. Het hof oordeelt dat:
Martha en Bob eigenaar zijn geworden van het motorjacht. Er is een overeenkomst gesloten en er heeft eigendomsoverdracht plaatsgevonden. Dat betekent dat Martha en Bob bevoegd zijn het motorjacht op te eisen.
het retentierecht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Het motorjacht was naar de loods van Y Vastgoed gebracht om gestraald en gespoten te worden. Nadat X Yachts diverse facturen onbetaald liet, hield Y Vastgoed het motorjacht onder zich. Dat was al zo voordat Martha en Bob het motorjacht kochten, en dat was op dat moment nog steeds zo.
Y houder was van het motorjacht, omdat feitelijke macht over het motorjacht werd uitgeoefend.
het kenbaarheidsvereiste niet is geschonden. Dit kenbaarheidsvereiste houdt hier in dat op een voor Martha en Bob voldoende duidelijke wijze door Y Vastgoed feitelijke macht over de zaak wordt uitgeoefend. Nu Martha en Bob voor de bezichtiging van het motorjacht naar de loods van Y Vastgoed moesten komen, was de feitelijke macht van Y Vastgoed hen voldoende duidelijk. Niet nodig was om flyers met ‘retentierecht’ op het motorjacht aan te brengen.
Y Vastgoed het retentierecht in kon roepen tegen Martha en Bob. Hun recht op de zaak is namelijk ontstaan na het ontstaan van de vordering van en het inroepen van het retentierecht door Y Vastgoed.
het retentierecht niet kan worden ingeroepen voor alle openstaande facturen. Het retentierecht kon alleen worden ingeroepen voor de vordering verbonden aan het motorjacht zelf en niet voor vorderingen voor werkzaamheden verricht aan andere schepen. Er bestaat tussen deze vorderingen en het motorjacht onvoldoende samenhang.
Y Vastgoed recht heeft op een vergoeding voor de kosten van opslag en berging van het motorjacht. Dit is een naar redelijkheid vast te stellen vergoeding.
De uitkomst voor Martha en Bob is dat zij recht hebben op afgifte van het motorjacht tegen betaling van de openstaande factuur van X Yachts met betrekking tot het motorjacht en de verzorgingskosten.
In een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 12 november 2018 was sprake van de volgende situatie. Y levert voor X waterbouwkundige werken voor vier gemalen en een stuw. Nadat Y enkele facturen niet betaald krijgt, roept Y haar retentierecht in door op enkele bouwplaatsen hekwerken en borden te plaatsen. De rechtbank oordeelt echter dat niet gezegd kan worden dat Y de feitelijke macht over de bouwplaatsen uitoefent. Het criterium daarvoor is dat een aannemer feitelijk in staat is anderen de toegang tot de bouwplaats te ontzeggen. Dat was hier niet het geval. Meerdere andere onderaannemers hadden namelijk zelf sleutels van de bouwplaatsen. Verder waren meestal meerdere onderaannemers tegelijkertijd aan het werk. De afzettingen rond de bouwplaats met eigen hekken van Y maakte dit niet anders. In dit geval kon het retentierecht geen stand houden.
Het retentierecht kan een machtig wapen zijn voor een schuldeiser. Toch is de toepassing daarvan niet altijd mogelijk. Het is zaak dit zorgvuldig te beoordelen. Uit de hiervoor besproken vonnissen blijken verschillende punten met betrekking tot het retentierecht:
Voor het uitoefenen van het retentierecht is nodig dat de schuldeiser feitelijke macht uitoefent over een zaak, op zo’n manier dat eerst afgifte door hem nodig is om de zaak weer in de feitelijke macht van een ander te brengen.
Het kenbaarheidsvereiste houdt in dat voor derden voldoende duidelijk moet zijn dat een schuldeiser feitelijke macht uitoefent over een goed. Dat gaat niet altijd zo ver dat labels aan het goed moeten worden gehangen met ‘retentierecht’.
De vorderingen waarvoor het retentierecht wordt ingeroepen moeten voldoende samenhang hebben met het goed waarvan de afgifteverplichting wordt opgeschort.
Als het retentierecht al wordt uitgeoefend op het moment dat een zaak wordt verkocht, kan het retentierecht ook worden ingeroepen richting de kopers.
De retentor kan recht hebben op verzorgingskosten; dit is een naar redelijkheid vast te stellen vergoeding.
De namen in dit artikel zijn gefingeerd.