Lennart Alberts
Lennart Alberts
Door mr. L. Alberts en mr. C.T. Klepper
Graafschade aan kabels en leidingen is in de GWW sector aan de orde van de dag. Ondanks de zorgvuldigheid die door grondroerders wordt betracht ontstaat er regelmatig (aanzienlijke) schade. Recent gaf het Hof Amsterdam meer duidelijkheid over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de netbeheerder en grondroerder. Meer specifiek spreekt het Hof zich uit over de situatie waarin de ligging van een kabel meer dan een meter afwijkt van de ligging op de tekening.
Vaak wordt de nadruk gelegd op de onderzoeksplicht van de grondroerder wanneer er graafschade ontstaat. Op zich is dat niet verwonderlijk: de WION en het BION bepalen vooral aan welke verplichtingen de grondroerder moet voldoen. (Zie: Aansprakelijk voor graafschade of niet?) Ontstaat er schade, dan stelt de netbeheerder steevast dat de grondroerder onrechtmatig heeft gehandeld door niet aan zijn onderzoeksverplichting te voldoen. Dat standpunt wordt veelal gevolgd door de rechter; het is erg lastig voor de grondroerder om aan aansprakelijkheid te ontkomen. Een praktisch voorbeeld vind u in deze eerdere blog. Daarom is het belang van een goede verzekering groot.
Toch is niet elke schade te wijten aan de grondroerder. Ook de netbeheerder kan tekortschieten in zijn verplichtingen, bijvoorbeeld wanneer de ligging van kabels meer dan een meter afwijkt van de getekende situatie. In de hierna te bespreken uitspraak werd bepaald welke gevolgen een dergelijke onnauwkeurigheid heeft voor de aansprakelijkheid van de grondroerder.
Wijkt de kabel meer dan een meter af van de getekende positie, dan is de grondroerder niet aansprakelijk.
Grondwerkbedrijf X B.V. verplicht zich tot het renoveren van een grondkerende damwand aan de Leidsevaart. De renovatie wordt uitgevoerd door tegen de oude damwand een nieuwe damwand te plaatsen, en wel aan de waterzijde. X doet een graafmelding (in de procedure spreken partijen van een KLIC-melding) en ontvangt een tekening waarop een kabel is aangegeven die parallel loopt aan de oude damwand. X graaft 2 proefsleuven met een tussenafstand van 75 cm. Op beide locaties ligt de kabel precies op de plaats die de tekening aangeeft. Daardoor gaat X er vanuit dat de kabel over het hele graaftracé op de aangegeven positie ligt. Tijdens het plaatsen van de nieuwe damwand blijkt dat de kabel op enig punt toch afwijkt: de kabel ligt onder de oude damwand. Door het plaatsen van de nieuwe planken is de kabel beschadigd. Saillant detail: de kabel week ter plaatse van de beschadiging meer dan een meter af van de getekende positie.
In de procedure staat de vraag centraal of X aansprakelijk is voor de opgetreden schade.
X stelde dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat aan alle verplichtingen is voldaan. Volgens X moet de schade voor rekening van Liander blijven omdat de locatie van de kabel meer dan een meter afweek van de getekende positie. X doet een beroep op het bepaalde in artikel 5 lid 2 van het BION, waarin staat dat de metingen van de liggingsgegevens ten minste een nauwkeurigheid van een meter hebben.
Liander stelt het tegendeel: X had moeten begrijpen dat het voor netbeheerders praktisch onmogelijk is om steeds tot op de meter nauwkeurig de ligging van kabels en leidingen te tekenen. Volgens Liander had X daarom de betreffende kabel over het gehele graaftracé moeten vrijgraven alvorens de nieuwe damwand te plaatsen. Liander koppelt deze specifieke situatie aan de algemene aansprakelijkheidsvraag na invoering van de WION en het BION. De netbeheerder stelt zich op het standpunt dat onnauwkeurige informatie niet aan aansprakelijkheid van de grondroerder in de weg staat. Liander hoopt op die manier een voor netbeheerders gunstig precedent te scheppen.
Het Hof begrijpt welk belang aan het te wijzen arrest zal worden toegekend en motiveert grondig. De bedoeling van de wetgever staat daarbij centraal. In essentie komt die neer op het invoeren van een beter evenwicht in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen grondroerders en kabel- en leidingbeheerders. Om de netbeheerders meer verantwoordelijkheid toe te delen wordt aangegeven welke foutmarge de informatie op de tekeningen mag bevatten. Die marge is, zoals eerder aangegeven, in het BION vastgesteld op een meter. In de wetsgeschiedenis (MvT, par. 3.3) is opgenomen: "Liggen de kabels of leidingen buiten die marge dan is de beheerder aansprakelijk voor eventuele schade aan de kabels of leidingen.”.
Op grond van voornoemde bedoeling van de wetgever oordeelt het Hof dat X in deze situatie geen verwijt kan worden gemaakt. X heeft namelijk aan alle objectieve vereisten voldaan ter invulling van haar zorgvuldigheidsplicht. Nu X twee proefsleuven heeft gegraven mocht zij er vanuit gaan dat de kabel over het hele tracé op de getekende positie lag. X had uitdrukkelijk niet de verplichting om de kabel over het tracé volledig bloot te leggen voordat de damwand werd geslagen. Het Hof voegt daaraan toe dat dit oordeel anders kan zijn wanneer de situatie ter plaatse aanleiding geeft om te veronderstellen dat de ligging toch kan afwijken. Illustratief noemt het Hof recente terreinveranderingen of bekende obstakels in de grond als aanleiding om toch nader onderzoek te doen. In dit geval was daarvan geen sprake, dus mocht X op de juistheid van de informatie op de tekening vertrouwen na het graven van meer dan een proefsleuf.
Liander brengt hier nog tegenin dat X zich niet heeft gehouden aan de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces (CROW250), waarin is bepaald dat de precieze ligging van kabels en leidingen binnen 1,5 meter van het graafprofiel vastgesteld dient te worden. Aan deze stelling gaat het Hof voorbij door op te merken dat de Richtlijn slechts een ‘best practice’ is en geen wettelijke status heeft. Ook het weinig juridische verweer van Liander, inhoudende dat het in de praktijk onmogelijk is om alle informatie tot op de meter nauwkeurig te verstrekken, wordt door het Hof gepasseerd.
Op grond van de besproken uitspraak mag de grondroerder in beginsel uitgaan van de kaart die tot op een meter nauwkeurig is. Wijkt de kabel meer dan een meter af van de getekende positie, dan is de grondroerder niet aansprakelijk. Dit kan anders zijn wanneer er aanleiding is om te veronderstellen dat de werkelijkheid afwijkt van de tekening. In dat geval brengt de zorgvuldigheidsplicht van de grondroerder mee dat nader onderzoek naar de precieze ligging wordt gedaan.