Natasja Barské-Gelling
Na een scheiding hebben ouders in principe recht op omgang met hun kinderen. Er zijn omstandigheden waarin de rechter iemand het recht op omgang kan ontzeggen.
Na een scheiding hebben ouders in principe recht op omgang met hun kinderen. Er zijn omstandigheden waarin de rechter iemand het recht op omgang kan ontzeggen. Hoe zit dit als een ouder lange tijd geen contact heeft gehad met het kind? Vormt dit een omstandigheid waarin de rechter het recht op omgang kan ontzeggen? Dit vraagstuk stond centraal in een recente uitspraak van het Hof.
De casus
In deze zaak waren man en vrouw twee jaar met elkaar getrouwd geweest. Tijdens het huwelijk was een kind, een dochter, geboren. Hoewel partijen in onderling overleg een zorgregeling waren overeengekomen, was hier nooit structureel uitvoering aan gegeven. Vader en kind hebben zo’n tien jaar geen contact met elkaar gehad. In de tussentijd heeft de moeder een langdurige relatie gehad met een andere partner waaruit een kind is geboren. Het kind gaat daardoor één keer in de twee weken met haar broertje een weekend naar deze man.
Op een zeker moment verschijnt vader weer in beeld. Hij erkent de gemaakte fouten in het verleden. De vader heeft veel ellende meegemaakt (huis kwijt, auto weg en flinke schulden), maar beschikt inmiddels over de middelen om zorg te dragen voor zijn kind. Hij wenst een band op te bouwen, maar meent dat de moeder er alles aan doet om het contact te voorkomen. Hij verzoekt de rechter dan ook om een omgangsregeling.
Daarop heeft de moeder het verzoek ingediend tot verkrijging van het eenhoofdig gezag van het kind. De moeder betoogt dat zij alleen het gezag heeft uitgeoefend over het kind en voorziet problemen voor de toekomst vanwege de slechte communicatie tussen de man en de vrouw. Volgens de moeder heeft haar dochter daarnaast een vader gevonden in haar vorige partner. De zorgregeling zou alleen maar spanning en onrust teweegbrengen.
Kort en goed stelt de rechtbank in eerste aanleg de vader in het gelijk en wordt de vordering van de vrouw afgewezen. Ook na tien jaar heeft de vader dus nog recht op omgang met zijn dochter. De vrouw laat het er niet bij zitten en stelt een procedure in bij het hof. Het hof beoordeelt de zaak opnieuw.
Hoger beroep
Allereerst is het belangrijk om te weten dat het hof kan bepalen dat het gezag over een kind aan één toekomt als 1) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen ouders en niet verwacht wordt dat dit op korte termijn verbeterd of 2) een wijziging van het gezag in het belang van het kind noodzakelijk is. In deze situatie oordeelde de rechter dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om dit vast te stellen. De afwezigheid van de vader heeft volgens het hof niet tot problemen geleid.
Vervolgens buigt het hof zich over de zorgregeling. In dit opzicht is het belang van het kind leidend. In deze zaak was het kind heel duidelijk: ze wilde niets van haar vader weten. Het hof maakt zich hier zorgen over. Het kind heeft namelijk geen actieve herinnering aan haar vader, waarbij het hof overweegt dat de negatieve emoties van de moeder het kind beïnvloeden. Het hof neemt mee dat de problemen van de vader uit het verleden er nu niet meer zijn. Tot slot betrekt het hof in zijn oordeel dat het naar algemeen geldende wetenschappelijke inzichten voor het verkrijgen en behouden van een gezonde identiteitsontwikkeling helpend is als kinderen de ruimte krijgen om beide ouders te leren kennen.
Conclusie
Het hof onderschrijft dan ook de uitspraak van de rechtbank. Het oordeel sluit aan bij het uitgangspunt dat ouders het recht hebben op omgang met hun kind. Dat de vader in deze zaak een groot gedeelte van de opvoeding afwezig is geweest, verandert dit uitgangspunt niet. Daarnaast is voor de vaststelling van het belang van het kind niet per definitie de mening van het kind doorslaggevend. Dus onder begeleiding zal de vader het contact met zijn dochter (opnieuw) mogen opbouwen.