Natasja Barské-Gelling


De Expertgroep Alimentatie heeft onlangs aanbevelingen gedaan die tot gevolg hebben dat rechters met ingang van 1 januari 2023 op een andere manier gaan berekenen hoeveel partneralimentatie echtgenoten kunnen betalen na een echtscheiding.

De Expertgroep Alimentatie heeft onlangs aanbevelingen gedaan die tot gevolg hebben dat rechters met ingang van 1 januari 2023 op een andere manier gaan berekenen hoeveel partneralimentatie echtgenoten kunnen betalen na een echtscheiding. Deze aanpassingen hebben als doel de verschillen tussen kinder- en partneralimentatie zoveel mogelijk te beperken. Zo wordt er vanaf 2023 bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie geen rekening meer gehouden met de werkelijke woonlasten, maar met een zogenaamd ‘woonbudget’. Deze wijziging en nog enkele anderen worden in deze bijdrage besproken.

Forfaitaire woonbudget

De hoogte van de partneralimentatie is afhankelijk van enerzijds de behoefte van degene die de alimentatie ontvangt (hierna: alimentatiegerechtigde) en anderzijds de draagkracht van degene die de alimentatie betaalt (hierna: alimentatieplichtige). De laagste van deze twee vormt de bovengrens voor het alimentatiebedrag. De achterliggende gedachte is dat er niet meer hoeft te worden betaald dan waaraan behoefte is en er niet meer kan worden betaald dan waartoe de draagkracht strekt. De voorliggende wijzigingen per 1 januari a.s. zien op de wijze van berekening van de draagkracht.

Tot op heden wordt er bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie rekening gehouden met de werkelijke woonlasten van de alimentatieplichtige. Bij de berekening van kinderalimentatie wordt er sinds enkele jaren gerekend op basis van een forfaitaire woonlast van 30% van het netto besteedbaar inkomen. Vanaf 2023 zal ook bij partneralimentatie rekening worden gehouden met dit zogeheten ‘woonbudget’. De alimentatieplichtige wordt geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij zijn/haar inkomen te kunnen voldoen. Daaronder worden onder meer verstaan de (kale) huur of hypotheek (waaronder hypotheekrente en –aflossing, bijtelling eigenwoningforfait, overige eigenaarslasten, maar ook hogere energie- of onderhoudskosten die de bijstandsnorm overstijgen).

Uitzonderingen

Het forfaitaire woonbudget kan in bepaalde situaties leiden tot scheve en onwenselijke situaties. De alimentatieplichtige kan bijvoorbeeld een hoog inkomen hebben in combinatie met lage woonlasten en vice versa of samenwonen met een nieuwe partner die bijdraagt in de woonlasten. Als er een duurzame en substantiële afwijking is van de werkelijke woonlasten en er sprake is van een tekort in de behoefte van de alimentatiegerechtigde kan er alsnog worden uitgegaan van de werkelijke woonlasten.

Aanpassing jusvergelijking

Het uitgangspunt bij partneralimentatie is dat de alimentatiegerechtigde onderaan de streep niet meer te besteden heeft dan de alimentatieplichtige. De rechter kan desgewenst het inkomen van beiden met elkaar vergelijken. Nu geldt nog de zogeheten jusvergelijking waarbij gekeken wordt wat er aan vrije bestedingsruimte overblijft nadat aan de eerste levensbehoeften is voldaan. Vanaf januari 2023 verandert ook deze manier van berekenen. Er wordt dan gekeken wat partijen feitelijk te besteden hebben. Dit moet gelijk zijn nadat de alimentatie is betaald. Bijzondere kosten die niet verwijtbaar en niet vermijdbaar zijn, worden in die vergelijking meegenomen.

Wijziging aftrekbaarheid partneralimentatie

Voor de alimentatieplichtige is partneralimentatie fiscaal aftrekbaar. Sinds 2020 geldt dat de alimentatieplichtigen met een inkomen van € 68.507,- of hoger minder partneralimentatie kunnen aftrekken. Het aftrektarief is vanaf 2020 tot en met 2023 stapsgewijs afgebouwd. De maximale aftrek in 2019 was 51,75% en vanaf komend jaar 37%. Concreet betekent dit dat alimentatieplichtigen met een hoog inkomen en met afspraken over partneralimentatie van 2019 of eerder minder belasting terugkrijgen dan voorheen. Een herberekening kan dus zinvol zijn.

Indexering

De alimentatiebedragen veranderen ieder jaar mee met de loonstijgingen. De hoogte van de indexering wordt aan het einde van het jaar door de overheid vastgesteld en dient vanaf 1 januari van het nieuwe jaar te worden opgeteld bij het huidige alimentatiebedrag. Voor 2023 is dit percentage vastgesteld op 3,4%.

Conclusie

De wijze van berekening van de draagkracht voor partneralimentatie is dus aan verandering onderhevig. De belangrijkste wijziging is dat er hierbij gerekend wordt met een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen. Ingeval er sprake is van een duurzame en substantiële wijziging van de werkelijke woonlasten, is het mogelijk om alsnog uit te gaan van de werkelijke woonlasten. Deze verandering heeft tot gevolg dat er één systeem is voor wat betreft de woonlasten bij het bepalen van de draagkracht, voor zowel kinderalimentatie als partneralimentatie.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises