Debora Metry

5 min.

Het recht van kinderen op onderwijs brengt voor scholen een verplichting mee om zorgvuldig om te gaan met toelatingsprocedures als een kind op school wordt aangemeld. Ouders mogen verwachten dat scholen zorgvuldig te werk gaan bij het beoordelen van een toelating tot de school.

In deze blog bespreken we twee recente casussen waarin naar voren komt waarop gelet moet worden in het toelatingsproces en in hoeverre er met ouders overlegd moet worden tijdens dit proces.

Zorgplicht

De zorgplicht voor passend onderwijs is, zoals wellicht bekend, vastgelegd in artikel 40 lid 4 Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 40 lid 5 Wet op de expertisecentra (WEC) en artikel 8.9 Wet voortgezet onderwijs 2020 (WVO 2020).

Hierin wordt het volgende bepaald:

'Indien de toelating van een leerling die extra ondersteuning behoeft, wordt geweigerd, vindt de weigering niet plaats dan nadat het bevoegd gezag er, na overleg met de ouders en met inachtneming van de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de schoolondersteuningsprofielen van de betrokken scholen, voor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten.'

Dit betekent dat een school pas tot afwijzing mag overgaan nadat zorgvuldig is onderzocht welke alternatieve onderwijsvoorzieningen passend kunnen zijn en met ouders hierover overlegd wordt.

Twee recente klachten illustreren hoe de werkwijze binnen het toelatingsproces moet worden vormgegeven. In beide gevallen heeft de betrokken commissie geoordeeld dat er sprake was van onzorgvuldig handelen door de school, waardoor de klachten (gedeeltelijk) gegrond zijn verklaard.

Situatie 1

Een ouder heeft zijn zoon aangemeld bij een school, waarop de school heeft aangegeven eerst nader onderzoek te willen verrichten naar de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Tijdens dit onderzoek zijn andere leerlingen toegelaten, waarna de school heeft besloten dat er geen plaatsingsruimte meer beschikbaar was voor de betrokken leerling. In het daaropvolgende schooljaar heeft de ouder opnieuw een aanmelding gedaan. De school heeft in dat kader informatie opgevraagd bij de vorige school, waarvan de inhoud niet overeenkwam met de door de ouder verstrekte gegevens. Op basis hiervan heeft de school de leerling wederom afgewezen, met als argument dat de ouder onvoldoende transparant zou zijn geweest.

De commissie heeft geoordeeld dat deze klacht gegrond is. Bij de eerste aanmelding heeft de school geen objectieve rechtvaardiging gegeven voor de gehanteerde volgorde van toelating. Bij de tweede aanmelding is de ouder ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om de verstrekte informatie toe te lichten of aanvullende gegevens aan te leveren.

Situatie 2

Een andere klacht betrof een plaatsingsonderzoek waarbij de moeder van de leerling het niet eens was met de inhoud van het opgestelde verslag. De moeder stelde dat de school geen gebruik had gemaakt van door haar voorgestelde hulpmiddelen, zoals een buggy en een knuffel. Daarnaast vond er een overleg plaats zonder haar aanwezigheid en werd een gespreksverslag gedeeld zonder haar expliciete toestemming. De moeder betoogde dat de school daarmee haar zorgplicht had geschonden. Tevens uitte zij kritiek op de wijze waarop haar klacht door het schoolbestuur was behandeld.

De commissie heeft geoordeeld dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Hoewel scholen pedagogische vrijheid hebben in het inzetten van hulpmiddelen, had de school voorafgaand overleg moeten voeren met de moeder over het besluit om bepaalde hulpmiddelen niet te gebruiken.

Conclusie

Bovengenoemde situaties onderstrepen de verplichtingen van scholen bij het (niet) toelaten van een leerling op school. Scholen dienen voordat zij overgaan tot afwijzing van een leerling met ouders te overleggen hierover. Als de ouder een ander beeld schetst van een leerling dan de oude school waar de leerling op zat, moet de ouder in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises