Bertjan Agteresch


In Nederland wordt veel vrijwilligerswerk verricht. Zo heeft bijna de helft van de Nederlanders van 15 jaar en ouder in 2017 zich als vrijwilliger ingezet.[1] Dat vrijwilligerswerk niet alleen maar pais en vree is blijkt wel uit een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van oktober 2019. Twee vrijwilligers vechten een gedwongen beëindiging van hun vrijwilligersactiviteiten voor een ziekenhuis aan. In de uitspraak komen wezenlijke vragen aan de orde. Hoe moet een vrijwilligersovereenkomst worden gezien? Wanneer kan deze overeenkomst worden beëindigd?

Conflict over werkwijze

Twee vrijwilligers werkten respectievelijk 20 jaar en 4 jaar voor een vrijwilligersorganisatie. Deze organisatie biedt steun aan kankerpatiënten en hun naasten. De vrijwilligers worden onder meer in een ziekenhuis (Ziekenhuis Gelderse Vallei) ingezet. Daar werken de vrijwilligers als gastvrouw/heer. Aanvankelijk zijn met de vrijwilligers alleen mondelinge afspraken gemaakt; in 2016 is een schriftelijke vrijwilligersovereenkomst tot stand gekomen.

Eind 2017 meldden vrijwilligerscoördinatoren aan de vrijwilligers dat het de bedoeling is dat vrijwilligers ook beneden, in specifieke wachtkamers van het ziekenhuis, hun diensten zullen gaan verrichten. Tot dan toe werden de vrijwilligers alleen boven ingezet. Door meerdere vrijwilligers van de organisatie is daarop kritiek geleverd. Begin 2018 heeft de organisatie de knoop doorgehakt: vrijwilligers worden ook beneden ingezet. Om de gevolgen wat te verzachten is gekozen voor een roulatiesysteem.

De twee vrijwilligers in deze kwestie hebben meerdere keren kritiek geuit op de aanpassingen in de werkwijze. Zij willen niet beneden werken. Ook na het besluit van de organisatie bleven zij deze kritische houding houden. Daarnaast pasten zij in de praktijk het roulatiesysteem niet toe. Zij hebben hun poot stijf gehouden. De coördinatoren hebben meerdere gesprekken met deze vrijwilligers gehad. De situatie is daardoor niet ten goede gekeerd. De opstelling van de vrijwilligers heeft tot flinke onrust geleid onder de andere vrijwilligers.

In mei 2018 heeft de organisatie aan de vrijwilligers meegedeeld dat de samenwerking met de vrijwilligers onmiddellijk werd beëindigd. De vrijwilligers zijn nadien naar de rechter gestapt. Zij zijn niet akkoord met dit ‘ontslag op staande voet’.

Beëindiging van de vrijwilligersovereenkomst

De rechtbank stelt voorop dat het werk door de vrijwilligers werd verricht op basis van vrijwilligheid. Er is daarom geen sprake van een arbeidsovereenkomst, maar van een vrijwilligersovereenkomst. De bepalingen van het arbeidsrecht zijn daarom niet van toepassing op die overeenkomst. De vrijwilligers genieten niet dezelfde rechtsbescherming als werknemers. Dat de vrijwilligers instructies hebben ontvangen, maakt nog niet dat een gezagsverhouding aan de orde is.

De rechtbank ziet de vrijwilligersovereenkomst als duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst is in beginsel op te zeggen. In de schriftelijke overeenkomst, die met de vrijwilligers is gesloten, staat dat een opzegtermijn van 4 weken in acht wordt genomen bij beëindiging, “tenzij de situatie ter beoordeling van de coördinator of van de gastvrouw vraagt om een onmiddellijke beëindiging van de samenwerking.” De organisatie heeft op basis van de overeenkomst grote beoordelingsvrijheid om te bepalen of de samenwerking onmiddellijk beëindigd kan worden.

Een belangrijke rol bij beëindiging van duurovereenkomsten wordt vervuld door redelijkheid en billijkheid. In sommige gevallen is beëindiging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ook kan de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen worden gesteld.

De aard van de vrijwilligersovereenkomst brengt volgens de rechtbank met zich dat partijen over en weer een grote mate van vrijheid en flexibiliteit hebben en weinig verplichtingen. De vrijblijvendheid brengt mee dat de relatie tussen vrijwilliger en de organisatie niet zo hecht is als in het geval van een arbeidsverhouding. De relatie moet daarom ook relatief gemakkelijk kunnen worden beëindigd.

Toetsing van beëindiging

In de uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de vrijwilligers zich niet hebben gehouden aan het besluit van de organisatie. Zij hebben namelijk niet gehandeld volgens het roulatiesysteem. Dat leidt ook tot verstoorde verhoudingen: als de vrijwilligers weigeren zich te houden aan dit systeem, kunnen andere vrijwilligers ook niet rouleren. Hierdoor wordt de samenwerking verstoord. De beëindiging past binnen de grote beleidsvrijheid die de coördinatoren hebben. De rechtbank acht de onmiddellijke beëindiging niet onaanvaardbaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Verder kan de organisatie niet verplicht worden opnieuw met de vrijwilligers in zee te gaan.

Lessen uit de uitspraak

Voor de relatie tussen vrijwilliger en vrijwilligersorganisatie zijn meerdere zaken van belang:

[1] ‘Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven’, J. Arends en H. Schmeets, CBS 2018.

Lees ook:

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie