Anje Slootweg


Een echtpaar dat in gemeenschap van goederen is gehuwd, moet al het vermogen dat aanwezig is bij helfte delen. Uitzondering op dit uitgangspunt is artikel 1:94 lid 3 BW: ‘Goederen en schulden die aan één der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet.’ Met andere woorden: een vermogensbestanddeel kan buiten de verdeling blijven als het nauw met één van de echtgenoten verbonden is. De Hoge Raad heeft in 1988 in een standaardarrest geoordeeld dat het antwoord op de vraag of sprake is van bijzondere verknochtheid, afhangt van ‘de aard van het goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald’. Dit artikel gaat over de vraag of een ontslagvergoeding, die tijdens het huwelijk is ontvangen, verknocht kan zijn.

De op de bankrekening gestorte ontslagvergoeding

Over deze vraag is veel rechtspraak verschenen, zowel rechtspraak over de ontslagvergoeding die in een stamrecht is gestort, als de ontslagvergoeding die netto op de bankrekening wordt gestort. Om het onderwerp enigszins af te bakenen, beperk ik mij in dit artikel tot de netto tijdens het huwelijk op de rekening gestorte ontslagvergoeding. Over die vergoeding zijn twee uitspraken van de Hoge Raad voorhanden.

Wat zegt de Hoge Raad sinds 1988

De Hoge raad in 1996

In 1996 werd een zaak aan de Hoge Raad voorgelegd, waarin een man tijdens het huwelijk was ontslagen, terwijl de vergoeding pas na ontbinding van de gemeenschap aan de man werd uitgekeerd. De Hoge Raad was van oordeel dat de ontslagvergoeding gewoon in de gemeenschap van goederen viel.

De Hoge Raad in 2016

In 2016 is er opnieuw een zaak over een ontslagvergoeding aan de rechter voorgelegd. De vergoeding was in een stamrecht gestort, maar heeft mogelijk ook consequenties voor situaties waarin de vergoeding ineens is gestort. De Hoge Raad overweegt namelijk als volgt: ‘Bij de beantwoording van de vraag of de uit de stamrechtverzekering voortvloeiende aanspraken in de huwelijksgemeenschap vallen, moet onderscheid worden gemaakt tussen aanspraken die zien op de periode vóór en aanspraken die zien op de periode na ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Deze laatste vallen, nu zij strekken tot vervanging van inkomen dat de echtgenoot bij voortzetting van de dienstbetrekking na die ontbinding zou hebben genoten, evenmin in de gemeenschap als de uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op voor nog te verrichten arbeid te ontvangen loon.’ (HR 17 oktober 2008).

In het verlengde van deze uitspraak oordeelt de Hoge Raad in 2016 dat het niet gaat om de feitelijke uitkeringsmomenten, maar om de vraag waartoe de aanspraak strekt. Als de aanspraak strekt tot vervanging van inkomen dat wordt genoten na einde dienstverband/ na ontbinding van de gemeenschap van goederen, is dat aanleiding om te oordelen dat de aanspraak verknocht is. Het gaat dus om de strekking van de aanspraak, niet om de vraag wanneer de gerechtigde deze verzilvert.

De rechtspraak na 2016

Voor de praktijk is nu met name van belang hoe lagere rechters in de praktijk oordelen over ineens ontvangen ontslagvergoedingen, na de uitspraak van de Hoge Raad in 2016. Dat zijn immers de rechters waar wij in eerste instantie terechtkomen met onze dossiers. Twee uitspraken springen dan met name in het oog, waarin de rechter in beide gevallen oordeelt dat de ontslagvergoeding verknocht is, al is de aanspraak ontstaan tijdens het bestaan van een huwelijksgoederengemeenschap.

Rechtbank Amsterdam

Op 23 september 2015 kwam een einde aan de gemeenschap van goederen van M. en V. Er lag toen al een overeenkomst tussen de man en zijn werkgever op basis waarvan er op 1 oktober 2015 een einde zou komen aan de arbeidsovereenkomst en dat de man een vergoeding van ruim € 72.000 bruto zou ontvangen. Dit betekent dat de aanspraak in de gemeenschap valt, tenzij deze verknocht is aan de man. De rechtbank leidt uit de uitspraken van de Hoge Raad in 2008 en 2016 af dat  ‘voor zover er sprake is van een uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op een vergoeding, die sterkt tot vervanging van inkomen dat de werknemer bij voortzetting van de dienstbetrekking na die ontbinding zou hebben genoten en die derhalve ziet op de periode na ontbinding van de huwelijksgemeenschap, een dergelijke vergoeding niet in de gemeenschap valt. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid, dat in het onderhavige geval de vergoeding ineens is uitgekeerd aan de man (…) dit oordeel niet anders.’

Naar het oordeel van de rechtbank is, onder andere op basis van de tekst van de beëindigingsovereenkomst, voldoende duidelijk komen vast te staan dat de ontbindingsvergoeding uitsluitend strekte tot vervanging van na de peildatum gederfd arbeidsinkomen. Het feit dat de man direct geld heeft moeten opnemen voor een aantal incidentele kosten, doet daaraan niet af. Het gaat weer om het doel van de aanspraak, niet om de wijze van aanwending.

Rechtbank Gelderland

De peildatum in deze zaak is 12 mei 2016. De man heeft op 25 april 2016 een ontslagvergoeding ontvangen. In de overeenkomst staat: ‘de transitievergoeding dient ter aanvulling op een eventuele uitkering krachtens de sociale verzekeringsweten, dan wel op een elders te verdienen salaris.’ Daarbij heeft de man de vergoeding slechts enkele dagen voor de ontbinding van de gemeenschap ontvangen. De rechtbank is ook in dit geval van oordeel dat de vergoeding verknocht is, ondanks het feit dat de vergoeding ineens is overgemaakt. Deze ziet immers op aanvulling van het inkomen van de man over een langere periode.

Tips voor de praktijk

  1. In de praktijk worden tijdens het huwelijk ontvangen ontslagvergoedingen vaak zonder meer tot het te verdelen vermogen gerekend. Dit kan terecht zijn, bijvoorbeeld als een ontslagvergoeding al tien jaar eerder werd ontvangen. Immers, dan kan de vergoeding wel bedoeld zijn voor aanvulling van toekomstige lagere inkomsten, maar dan zijn ook die lagere inkomsten tijdens het huwelijk genoten en niet na het huwelijk. Specifiek aan voornoemde uitspraken is immers dat de vergoeding net voor de peildatum of zelfs na de peildatum werd uitgekeerd. Het doel van deze blog is om te laten zien dat het kan lonen om te stellen dat een vergoeding verknocht is. Ook wanneer de zaak uiteindelijk nooit voor de rechter komt, zal dit regelmatig leiden tot een gunstiger schikking voor degene die de ontslagvergoeding ontving.

  2. Aan de andere kant: als de ontvanger van de ontslagvergoeding succesvol stelt dat een ontslagvergoeding niet hoeft te worden gedeeld, wordt deze kennelijk beschouwd als toeslag op het toekomstige inkomen. Logisch voortredenerend zou dit dan wél betekenen dat er in het kader van de berekening van de alimentatie van een hoger inkomen moet worden uitgegaan.

  3. De tekst van de beëindigingsovereenkomst is van belang. De kans op verknochtheid is groter wanneer daarin expliciet is opgenomen dat de vergoeding is bedoeld ter compensatie van toekomstig inkomensverlies.

Zie ook:

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises