Anje Slootweg
Anje Slootweg
Als echtgenoten in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, moet alles wat ze hebben gedeeld worden. De uitzonderingen op die regel zijn op de vingers van één hand te tellen. Eén van de uitzonderingen is een vermogensbestanddeel dat aan één van de echtgenoten ‘verknocht’ is.
Googelende cliënten komen nogal eens met de mededeling dat ze iets op internet hebben gelezen en dat ze toch echt vinden dat hun auto verknocht is, of een studieschuld van de ander verknocht is aan die ander. Vrijwel altijd moeten wij hen teleurstellen. De ontslagvergoeding, al dan niet in stamrecht BV afgestort, kan soms (al dan niet gedeeltelijk) een uitzondering zijn op die regel. Het is goed om u daar, ook als financieel adviseur, van bewust te zijn.
Een recente, interessante uitspraak over deze materie is gedaan door Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden op 6 februari 2018. Er was sprake van een huwelijk in gemeenschap van goederen. De man ontving tijdens het huwelijk een ontslagvergoeding die hij in een stamrecht BV heeft ondergebracht. De man is van oordeel dat deze BV volledig verknocht is. De vrouw is (uiteraard) van mening dat deze volledig in de gemeenschap van goederen valt.
De Hoge Raad houdt als uitgangspunt aan dat stamrechtaanspraken, voor zover deze betrekking hebben op gelden die moeten worden ‘toegerekend’ aan de huwelijkse periode, in de huwelijksgemeenschap vallen en bij helfte dienen te worden verdeeld.
Het Hof sluit aan bij de jurisprudentie van de Hoge Raad (o.a. dd. 24 juni 2016) en houdt als uitgangspunt aan dat stamrechtaanspraken voor zover deze betrekking hebben op gelden die moeten worden ‘toegerekend’ aan de huwelijkse periode, in de huwelijksgemeenschap vallen en bij helfte dienen te worden verdeeld. In dit geval kon nergens uit worden opgemaakt in hoeverre de stamrechtaanspraken betrekking hadden op inkomen of op pensioenopbouw. Daarom verdeelt het Hof de stamrechtaanspraken ‘lineair’. De werkelijke uitkeringen acht het hof niet relevant omdat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het gaat om de strekking van de aanspraak. Niet van belang is in hoeverre de rechthebbende deze daadwerkelijk heeft verzilverd.
De volgende data zijn volgens het Hof relevant:
1 oktober 2001 (datum einde dienstverband man)
31 december 2013 (afgesproken peildatum)
7 december 2019 (pensioendatum man op grond van stamrechtovereenkomst).
De periode van 1 oktober 2001 tot 7 december 2019 beslaat 218,23 maanden. Daarvan vallen er 147 voor de peildatum en 71,23 na de peildatum. Dit betekent dat 147/218,23e van de stamrechtaanspraken tussen partijen dient te worden gedeeld (ongeveer 68%). Aan de vrouw komt dus 34% toe van de totale aanspraak. Hierop komt in mindering het bedrag dat door de echtgenoten al feitelijk is genoten.
Deze uitspraak maakt duidelijk dat nooit zonder nader onderzoek moet worden uitgegaan van het uitgangspunt dat een ontvangen ontslagvergoeding, al dan niet in een stamrecht BV, zonder meer in de gemeenschap van goederen valt. Dit kan het geval zijn, maar het kan even goed zo zijn dat de vergoeding geheel of gedeeltelijk verknocht is aan degene die de ontslagvergoeding heeft ontvangen. In de hiervoor besproken casus was de ontslagvergoeding al lang geleden ontvangen, waardoor de vrouw uiteindelijk nog voor een groot deel hierin meedeelt. Wanneer echter pas enkele jaren voor de peildatum een forse ontslagvergoeding is ontvangen, leidt de ‘lineaire verdeling’ die het Hof (en ook de rechtbank in eerste aanleg al) hier toepast, ertoe dat bijna de volledige ontslagvergoeding als verknocht buiten de verdeling blijft. Het kan hier gaan om forse belangen, zodat dit juridische punt niet over het hoofd mag worden gezien.
Deze blog is geschreven voor de kwartaalnieuwsbrief 'Echtscheiding & Ondernemers'. Mr. drs. Anje Slootweg is advocaat familierecht en mediator. Ze treedt veelvuldig op voor ondernemers die in echtscheiding verwikkeld zijn.