Natasja Barské-Gelling
Als het niet lukt om een omgangsregeling tussen ouder en kind tot stand te brengen, is er een mogelijkheid om een ondertoezichtstelling (OTS) te vragen. Eigenlijk is een ondertoezichtstelling hier niet voor bedoeld.
Natasja Barské-Gelling
Als het niet lukt om een omgangsregeling tussen ouder en kind tot stand te brengen, is er een mogelijkheid om een ondertoezichtstelling (OTS) te vragen. Eigenlijk is een ondertoezichtstelling hier niet voor bedoeld.
Als het niet lukt om een omgangsregeling tussen ouder en kind tot stand te brengen, is er een mogelijkheid om een ondertoezichtstelling (OTS) te vragen. Eigenlijk is een ondertoezichtstelling hier niet voor bedoeld. De maatregel van ondertoezichtstelling (OTS) betekent een forse inmenging in het gezinsleven van ouders en kind. Het uitgangspunt is dan ook dat van deze maatregel terughoudend gebruik gemaakt moet worden.
In de wet staan de criteria voor een OTS.
Een minderjarige kan onder toezicht gesteld worden van een Gecertificeerde Instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
a. de ouders onvoldoende hulp accepteren om deze bedreiging weg te nemen;
b. de verwachting is dat de ouders wel binnen een redelijke termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding te dragen. Het moet dus een tijdelijk perspectief zijn.
De Hoge Raad heeft bepaald dat het op zich wel mogelijk is om een OTS uit te spreken gericht op het tot stand brengen van een omgangsregeling, maar dat dit slechts als ultiem redmiddel kan. Dit kan alleen als sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige en als minder ingrijpende middelen hebben gefaald.
Kortom: een ondertoezichtstelling om een omgangsregeling tot stand te brengen kan wel, maar slechts in uiterste nood. En zelfs als de nood hoog is, lukt het nog niet altijd.
In een zaak die aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant werd voorgelegd was een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend gericht op contactherstel tussen twee minderjarige kinderen en hun vader. De rechtbank constateert dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de noodzakelijke zorg om die bedreiging weg te nemen niet wordt geaccepteerd door de ouders en de minderjarigen. Op zich is dus aan de criteria voor OTS voldaan.
De ouders in kwestie zijn al ruim negen jaar verwikkeld in een heftige strijd. Er is jarenlang veel hulpverlening ingezet voor zowel ouders als de kinderen. Desondanks is de situatie niet verbeterd. Sterker nog, de situatie is alleen maar verslechterd. Dit alles heeft er toe geleid dat de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek tot ondertoezichtstelling heeft ingediend, met als doel dat de kinderen structureel en onbelast contact kunnen hebben met beide ouders.
Desondanks wijst de rechter dit verzoek af. De rechter vindt dat volledig voorbij wordt gegaan aan de draagkracht van de minderjarigen. De kinderen hebben namelijk aangegeven dat ze niet meer openstaan voor contactherstel met hun vader, vanwege allerlei zaken die in het verleden zijn gebeurd. Volgens de rechter kan het blijven forceren van contactherstel averechts werken en daardoor ook schadelijk zijn voor de minderjarigen. Daarbij constateert de rechter dat de gezinsvoogd gedurende een eventuele ondertoezichtstelling geen andere middelen ter beschikking staan dan de reeds ingezette hulpverlening. De rechter gelooft niet meer dat de situatie binnen afzienbare tijd voldoende kan verbeteren. Dit alles leidt er toe dat de rechter het verzoek afwijst.
Soms kan er dus zo veel zijn gebeurd dat zelfs een ondertoezichtstelling geen middel meer kan zijn om tot contactherstel te komen.