Anje Slootweg


Adviseert u een DGA (of zijn echtgenote) die in gemeenschap van goederen is gehuwd in het kader van zijn echtscheiding? Dan is dit artikel relevant voor u!

DGA in een vechtscheiding

Tom en Marieke zijn twintig jaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Tom is DGA. Hij heeft een projectadviesbureau in de vorm van een werkmaatschappij, waarvan de aandelen worden gehouden door een holding. Tom en Marieke zijn in een vechtscheiding beland en zijn het vrijwel nergens over eens. Wel zijn Tom en Marieke beide van mening dat het voor de hand ligt dat Tom de onderneming voortzet en dat Marieke een overbedelingsvergoeding ontvangt ter hoogte van de helft van de totale waarde van de aandelen in de holding.

Benoeming van een deskundige

Omdat het niet lukt om overeenstemming te bereiken over onder andere de waarde van de aandelen, dient Tom op 3 januari 2014 een verzoek tot echtscheiding in, waarin hij tevens de rechtbank verzoekt om de waarde van de aandelen vast te stellen op € 200.000. Marieke dient een verweerschrift in. Zij wenst eveneens dat de rechtbank de waarde van de aandelen vaststelt, maar zij verwacht dat deze maar liefst € 1.000.000 waard zijn. Beide waarderingen zijn onderbouwd door rapporten van waarderingsdeskundigen. De rechtbank besluit een deskundige te benoemen en kondigt aan dat beide partijen € 10.000 in depot moeten storten bij de rechtbank, zodat de deskundige kan worden betaald.

Toch nog overeenstemming

Omdat Tom en Marieke beide al enorme kosten hebben gemaakt voor hun eigen advocaat en geen trek hebben in het nog eens ieder betalen van € 10.000, vragen zij hun advocaten om een overleg, om te bezien of er echt geen overeenstemming kan worden bereikt over de waarde van de aandelen. Uiteindelijk lukt dit in juni 2015. Op 30 juni 2015 wordt een echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin is opgenomen dat Marieke voor de overdracht van haar helft van de aandelen in de holding van Tom een bedrag van € 300.000 netto ontvangt.

Een nare verrassing

Hoewel in het convenant  is opgenomen dat de aandelen ook nog notarieel moeten worden overgedragen aan Tom, komt dit pas in juni 2016 op tafel bij de notaris, als Tom voor iets anders zijn notaris bezoekt. De notaris regelt de notariële overdracht van de aandelen aan Tom nog in dezelfde maand, maar kan niet meer voorkomen dat Marieke in principe over de door haar ontvangen € 300.000 een heffing aanmerkelijk belang van 25% tegemoet kan zien, dus een aanslag van € 75.000. Tom en Marieke kunnen immers slechts gedurende twee jaar na ontbinding van de huwelijksgemeenschap een beroep doen op artikel 4.17 wet IB (faciliteit geruisloos doorschuiven na echtscheiding). De ontbinding van de huwelijksgemeenschap vindt plaats door indiening van het echtscheidingsverzoek, zodat deze tweejaarstermijn op 3 januari 2016 is verstreken. Marieke betaalt hierdoor dubbel: op haar aandeel in de waarde van de onderneming was al een belastinglatentie in mindering gebracht en nu krijgt ze ook nog een aanslag. Het gevolg zal zijn een nieuw gevecht tussen partijen. Marieke zal vinden dat Tom de aanslag aan haar dient te vergoeden, maar Tom zal hier niet voor te porren zijn.

Is er licht aan de horizon?

De eerste les die uit deze casus kan worden getrokken, is dat het van groot belang is om de overdracht van de aandelen tijdig te regelen. In een vechtscheiding kan zomaar ongemerkt een paar jaar verstrijken. De consequentie daarvan kan blijkens het voorgaande groot zijn.

Maar wat nu als deze les te laat komt, omdat de termijn in een bepaald dossier al is verstreken? In dat geval kunt u het beste checken of partijen wellicht wel binnen de tweejaarstermijn tot een convenant zijn gekomen waarin afspraken over de verdeling en verrekening van de aandelen van de DGA zijn opgenomen. Voor Marieke en Tom was dit het geval.  Hun convenant was immers al op 30 juni 2015 gesloten.

De praktijk leert dat in dat geval de zaak kan worden voorgelegd aan de Inspecteur Inkomstenbelasting en aan hem verzocht kan worden te bevestigen dat de verdeling van de aandelen al in juni 2015 heeft plaatsgevonden, omdat op dat moment het economische belang in de onderliggende aandelen is verschoven. Het verdelingsmoment is dan juni 2015 en niet juni 2016. In de praktijk wordt een dergelijk verzoek regelmatig toegewezen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises