Natasja Barské-Gelling
Natasja Barské-Gelling
Moet ik echt 12 jaar partneralimentatie betalen? Met enige regelmaat krijg ik deze vraag, veelal van een alimentatieplichtige man. Ook in de financiële praktijk van accountants en financieel adviseurs kan deze vraag voorbij komen. Hoe zit het?
In de maatschappij is de tendens duidelijk waarneembaar dat ieder geacht wordt zoveel mogelijk in diens eigen levensonderhoud te voorzien. Tot op heden staat echter nog altijd in de wet dat als echtgenoten scheiden er een onderhoudsverplichting geldt voor de duur van maximaal 12 jaar. Inmiddels is er een wetsvoorstel ingediend waarin onder meer beoogd wordt de termijn te verkorten naar vijf jaar. Dit wetsvoorstel is tot op heden echter niet als wet aangenomen.
Overigens wordt uit de wettelijke bepaling vaak afgeleid dat er 12 jaar recht op partneralimentatie bestaat. Dit is een misverstand. De wet bepaalt dat de maximale duur van partneralimentatie 12 jaar is. Dit is een relevant verschil.
Daar komt bij dat uit de rechtspraak blijkt dat iemand slechts behoeftig is als deze niet voldoende inkomsten heeft om in diens eigen levensonderhoud te voorzien noch die in redelijkheid kan verwerven. De onderhoudsplicht bestaat dus alleen indien en voor zover iemand niet in eigen levensonderhoud kan voorzien, terwijl diegene zich wel voldoende heeft ingespannen.
Recent voegde het hof Amsterdam daar nog aan toe dat in die zaak niet was komen vast te staan dat de verdiencapaciteit van de vrouw door het huwelijk negatief is beïnvloed.
Over de vraag of de alimentatiegerechtigde in eigen levensonderhoud kan voorzien is al talloze malen geprocedeerd. Voorop staat dat dit een lastige kwestie is. Hoe stel je nu vast of iemand zich echt voldoende heeft ingespannen om aan werk te komen?
Daarbij constateer ik dat rechtbanken/hoven hier klaarblijkelijk ook verschillend over denken. Met name het hof Den Haag en Arnhem-Leeuwarden vinden met regelmaat dat iemand binnen redelijke periode toch weer voor zichzelf moet kunnen zorgen. Andere rechtbanken komen minder snel tot die conclusie.
Concreet heeft de alimentatiegerechtigde (stel even: de man) twee opties:
Hij kan er voor kiezen om de rechter te vragen de alimentatieduur te limiteren. Als de rechter dat toewijst dan eindigt de alimentatie definitief per die datum.
Iets minder vergaand is het verzoek om de alimentatie per een bepaalde datum op nihil vast te stellen. Ook dan eindigt de alimentatie per die datum. Echter kan de vrouw in dat geval voor het verstrijken van die termijn toch nog weer om verlenging vragen als zij daar heel goede argumenten voor heeft.
In zijn algemeenheid blijkt dat de rechter vaker voor die laatste variant kiest.
De tendens is in ieder geval duidelijk: Van de alimentatiegerechtigde mag worden verwacht dat zij zich inspant om (voldoende) inkomen te gaan verwerven. Uiteraard blijft dit altijd afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Per situatie moet worden beoordeeld wat mogelijk is. Daarbij gaf ik al aan dat de ene rechtbank hier anders mee omgaat dan de andere rechtbank.
Al met al is het dus zeker van belang de ontwikkelingen op dit punt te blijven volgen.
Deze blog is geschreven voor de kwartaalnieuwsbrief 'Echtscheiding & Ondernemers'. Mr. Natasja Barské-Gelling is advocaat familierecht en mediator. Ze treedt veelvuldig op voor ondernemers die in echtscheiding verwikkeld zijn.