Gerechtshof Arnhem, 15 februari 2011, LJN BP6696
Dit arrest betrof het onvermogen van een onderneming om de omzetbelasting af te dragen aan de fiscus. De fiscus stelde de bestuurder aansprakelijk voor deze belastingschuld, maar die aanvaardde de aansprakelijkheid niet en liet het aankomen op een gerechtigde procedure.
Kern van het geschil is de verplichting van een belastingplichtige om een dergelijke betalingsonmacht binnen de wettelijke termijn te melden bij de fiscus. Is de bestuurder te laat, wordt namelijk vermoed dat de belastingschuld te wijten is aan de bestuurder en is hij daarvoor aansprakelijk. Is hij wel op tijd, bestaat alsnog een risico van bestuurdersaansprakelijkheid; daarvoor is dan wel vereist dat de fiscus aannemelijk maakt dat het niet betalen van de belasting te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur. Melding verkleint dus het risico van aansprakelijkheid.
Een melding van betalingsonmacht kan de bestuurder echter niet helpen, wanneer het gaat om een naheffingsaanslag die het gevolg is van opzet of grove schuld van de belastingplichtige. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de belastingplichtige opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de fiscus – en dat was in deze zaak aan de orde.
Het ging hier om een onderneming, die begin 2004 een melding betalingsonmacht had gedaan. In de jaren 2004 en 2005 slaagde men er niet in deze schuld af te lossen, zodat ook een in 2006 opgelegde naheffingsaanslag niet kon worden voldaan. Vervolgens stelde de fiscus de bestuurder aansprakelijk voor deze naheffingsaanslag.
Dat de bestuurder voor de naheffingsaanslag geen melding van betalingsonmacht had gedaan, leidde in dit geval echter niet tot bestuurdersaansprakelijkheid. Na de melding van betalingsonmacht in 2004, was de onderneming immers niet bij machte geweest de achterstand in te lopen. Daarmee was kennelijk geen einde gekomen aan de betalingsonmacht, zodat de melding in 2004 voldoende was; deze melding dekte ook de naheffingsaanslag van 2006.
De fiscus voerde daartegen aan dat de naheffingsaanslag het gevolg was van opzet of grove schuld van de belastingplichtige, zodat een melding van betalingsonmacht de bestuurder niet kan baten. De naheffingsaanslag was namelijk het gevolg van het opzettelijk onjuist aangeven van de omzet in 2004 en 2005. Deze verzwijging levert kennelijk onbehoorlijk bestuur op. Volgens de fiscus was de belastingschuld het gevolg van het kennelijk onredelijk bestuur, zodat de bestuurder aansprakelijk is. Bestuurder en Hof dachten daar echter anders over; de financiële situatie van de onderneming was in deze periode immers zodanig slecht, dat indien de omzetgegevens wel correct waren doorgegeven, de omzetbelasting ook niet kon worden betaald. Het niet betalen van de omzetbelasting was dus niet het gevolg van het kennelijk onredelijk bestuur, met als gevolg dat de bestuurder niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de belastingschuld.
De fiscus ving dus bot. Wanneer betalingsonmacht dreigt, is het aan te raden zorgvuldig te werk te gaan en zo nodig een jurist te raadplegen.