Onlangs schreef ik over de vraag of pensioenverplichtingen kunnen worden meegenomen onder de WHOA. Over deze vraag was een zogenaamde prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad.

Onlangs schreef ik over de vraag of pensioenverplichtingen kunnen worden meegenomen onder de WHOA. Over deze vraag was een zogenaamde prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad. Op het moment van schrijven toen, was deze vraag nog niet beantwoord, al vermoedde ik wel dat de Hoge Raad zou vinden dat pensioenverplichtingen niet zouden kunnen worden meegenomen in de WHOA. Inmiddels is het antwoord gegeven en de Hoge Raad vindt dat inderdaad.

Bedrijfstakpensioenfonds wel of niet onder de WHOA

In art. 369 lid 4 van de Faillissementswet staat dat een WHOA-akkoord niet van toepassing is op de “rechten van werknemers” in dienst van de schuldenaar die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten in de zin van art. 7:610 BW. Met schuldenaar wordt dan bedoelt het bedrijf in zwaar weer dat een akkoord wil sluiten met behulp van de WHOA. De vraag was vervolgens of de vordering van het bedrijfstakpensioenfonds wel of niet onder de WHOA zou vallen. Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat zo’n vordering uiteraard onder de WHOA valt, omdat het pensioenfonds geen werknemer is en derhalve niet uitgesloten wordt. Wanneer je er iets langer bij stilstaat dan wordt het lastiger, want de vordering van het fonds vloeit voort uit rechten van werknemers.

Pensioenovereenkomst geldt tussen werknemer en werkgever

Op grond van de wet is een pensioenovereenkomst een verplichting tussen werkgever en werknemer. Daarvoor maakt het niet uit dat zij deze niet zelf zijn overeengekomen, maar dat een vertegenwoordigende organisaties dat heeft gedaan. In het geval een verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds geldt dus dat er een pensioenovereenkomst geldt tussen werknemer en werkgever. Er is dan sprake van een arbeidsvoorwaarde in de zin van art. 7:610 BW. Het geeft de werknemer een recht en de werkgever (schuldenaar) een plicht. Overigens zit er volgens de Hoge Raad geen verschil tussen ‘rechten van werknemers’ en ‘verplichtingen van een schuldenaar (werkgever) richting werknemers’.

Dat de inning van pensioen vaak gaat door het bedrijfstakpensioenfonds, dat de werkgever een verplichting heeft tegenover dit fonds en dat het fonds een eigen vordering heeft op de werkgever betekent niet dat het hier niet gaat om een recht van een werknemer dat voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW. Dat maakt dat pensioenvorderingen van het pensioenfonds niet worden geraakt door de WHOA. Ze kunnen niet worden meegenomen in het akkoord en ook de afkoelingsperiode uit art. 376 Fw is er niet op van toepassing. Zou dit anders zijn dan zou er via het pensioenfonds, via een verminderde dekkingsgraad, toch afbreuk kunnen worden gedaan aan de rechten van werknemers.

Reorganisatie als alternatief

Voor de bruikbaarheid van de WHOA voor bedrijven met (financiële) moeilijkheden lijkt mij dit een onwenselijke uitkomst, maar wat mij betreft volgt dit wel uit de keuze die de wetgever nu eenmaal heeft gemaakt. Wie de positie van werknemers wil beïnvloeden komt derhalve uit bij een reorganisatie. Al brengt een reorganisatie natuurlijk geen verandering in al bestaande vorderingen van werknemers. Het is dan dus vooral zaak om tijdig in te grijpen, om te voorkomen dat een bedrijf vanwege de vordering van het pensioenfonds alsnog uitkomt bij faillissement.

Lees ook:

Deel dit artikel

Expertises