Natasja Barské-Gelling


Over de verplichting om partneralimentatie te betalen is al jaren veel te doen. Voorheen bestond er de plicht om maximaal 12 jaar bij te dragen in het levensonderhoud van de ex-partner.

Over de verplichting om partneralimentatie te betalen is al jaren veel te doen. Voorheen bestond er de plicht om maximaal 12 jaar bij te dragen in het levensonderhoud van de ex-partner. Een meerderheid van de Nederlanders vond deze termijn te lang. Inmiddels is deze termijn per 1 januari 2020 teruggebracht naar maximaal 5 jaar, waarbij er uitzonderingen zijn gemaakt voor stellen met jonge kinderen en voor ‘oudere’ echtgenoten die lang getrouwd zijn geweest.

Behoefte

Naast de termijn staat ook veelvuldig de hoogte van de partneralimentatie ter discussie. Als een ex-partner (veelal de vrouw) aanspraak wil maken op partneralimentatie moet zij eerst aantonen dat zij behoefte heeft aan een bijdrage. Vervolgens is de vraag in hoeverre zij zelf in die behoefte kan voorzien. Dat wil zeggen: hoeveel zij kan werken en wat ze daarmee kan verdienen. Tot slot wordt gekeken wat de andere partner kan missen, hoeveel hij kan betalen.

De eerste vraag is dus: wat heeft de alimentatiegerechtigde nodig (wat is haar behoefte)? Daarvoor wordt gekeken naar de welstand in het huwelijk. Als je het in het huwelijk ruim had dan is de behoefte na de scheiding hoger.

Al jaren wordt verdedigd dat deze behoefte in de loop der jaren minder kan worden. Dit wordt het verbleken van de behoefte genoemd. Hierover is tot en met de hoogste rechter (de Hoge Raad) geprocedeerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat behoefte in principe niet verbleekt. Ook vijf jaar na het huwelijk heb je dus in principe nog evenveel nodig. Het laatste woord leek daarmee gezegd. Of toch niet?

Ter discussie

Om die vraag te beantwoorden is het goed om even naar de feiten te kijken. In de zaak waar de Hoge Raad over oordeelde had de man in kwestie al jaren niet of onvoldoende betaald. Daardoor moest de vrouw in kwestie haar uitgavenpatroon aanpassen. Zij gaf dus al jaren minder uit. De Hoge Raad vond dit geen reden om aan te nemen dat haar behoefte lager is. Enkel tijdsverloop is onvoldoende om verbleking van de behoefte aan te nemen.

Maar wat nu als er nu meer aan de hand is? Recent heeft een rechter geoordeeld dat behoefte toch kan verminderen, maar alleen als er meer aan de hand is dan het enkele feit dat er tijd is verstreken. Alleen dus als er andere omstandigheden bij komen. Wat was er anders? In die laatste kwestie had het huwelijk (maar) 2,5 jaar geduurd, had de man altijd - al acht jaar - aan zijn verplichtingen voldaan, had de vrouw inmiddels minder uitgaven (behoefte) en had zij zelf nu ook inkomen. Al met al vond de rechter dit redenen om uit te gaan van een lagere behoefte, waardoor de man minder hoefde te betalen.

Dit is een uitspraak van een lagere rechter. In hoger beroep zou hier dus nog anders over geoordeeld kunnen worden. Maar dit biedt dus toch mogelijkheden om de hoogte van de behoefte ter discussie te stellen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises