Jaco van den Brink
Sinds de invoering van passend onderwijs in 2014 is het OPP niet meer weg te denken. Gelukkig komt er steeds meer duidelijkheid over de eisen die daaraan te stellen zijn.
Jaco van den Brink
Sinds de invoering van passend onderwijs in 2014 is het OPP niet meer weg te denken. Gelukkig komt er steeds meer duidelijkheid over de eisen die daaraan te stellen zijn.
Sinds de invoering van passend onderwijs in 2014 is het Ontwikkelingsperspectief (OPP) niet meer weg te denken. Gelukkig komt er steeds meer duidelijkheid over de eisen die daaraan te stellen zijn. Hierbij in dat verband enkele aandachtspunten uit de recente adviezen van de Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO).
Het OPP wordt opgesteld voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte die de basisondersteuning van de school overstijgt. In het (voortgezet) speciaal (basis)onderwijs wordt voor alle leerlingen een OPP gemaakt, maar ook daar geldt dat hierin alleen begeleidingsvormen worden omschreven die niet in het reguliere programma worden geboden.
Bij de vaststelling van het OPP moet “op overeenstemming gericht overleg” plaatsvinden met de ouders. Als dat onverhoopt moeizaam gaat, mogen van school wel redelijke inspanningen worden verwacht, maar als het desondanks onmogelijk blijkt om overeenstemming te bereiken dan is school genoodzaakt het OPP eenzijdig vast te stellen. Van ouders mag ook verlangd worden dat zij zoveel mogelijk meewerken aan het verstrekken van de informatie, en het uitvoeren van onderzoeken wanneer school dit redelijkerwijs nodig acht.
Het OPP benoemt in elk geval de bevorderende en belemmerende factoren, een handelingsplan en een uitstroomperspectief dat onderbouwd kan worden.
Nadat school heeft geconcludeerd dat de leerling een ondersteuningsbehoefte heeft (boven de basisondersteuning) moet in beginsel binnen 6 weken het OPP worden opgesteld. Als het pas wordt opgesteld nadat school ziet dat het kind meer ondersteuning nodig heeft dan school kan bieden, is het te laat. Die vaststelling dat school de vereiste ondersteuning niet kan bieden, moet in principe plaatsvinden aan de hand van een geëvalueerd OPP (waarvan het handelingsdeel dus enige tijd ‘beproefd’ is).
Het OPP moet dus een “cyclisch” document zijn. Met regelmaat moet het worden geëvalueerd en bijgesteld in overleg met de ouders.