Bertjan Agteresch


Het lijkt krankzinnig, maar het is echt gebeurd. Een eigenaar van een woning (hierna: Hendrik) heeft zijn eigen huis gesloopt. De reden? De isolatie van de spouwmuren met pur.

Het lijkt krankzinnig, maar het is echt gebeurd. Een eigenaar van een woning (hierna: Hendrik) heeft zijn eigen huis gesloopt. De reden? De isolatie van de spouwmuren met pur. De bewoners kregen hierdoor flinke gezondheidsklachten. Ten einde raad is het huis tegen de vlakte gegaan.

De soap kreeg voor Hendrik een vervolg toen niemand het bouwafval wilde afvoeren. Diverse delen waren ‘besmet’ door de aangehechte pur. Hierdoor was dit afval niet recyclebaar. Voor de gemeente was dit een doorn in het oog. Daarom heeft de gemeente zelf opdracht gegeven het afval af te voeren. Resultaat: een gepeperde rekening van meer dan € 60.000,-. Bij de Rechtbank heeft de gemeente geprobeerd dit bedrag te verhalen op Hendrik. Dat resulteerde in een uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 10 maart 2021. In deze blog bespreek ik de uitspraak.

Wat was er aan de hand?

In 2013 heeft Hendrik de gevels van zijn woning laten isoleren met purschuim. Hendrik kreeg kort na het isoleren gezondheidsklachten. Die schreef hij toe aan de isolatie. Daarom heeft Hendrik uiteindelijk de woning gesloopt. Het vrijkomende sloopafval liet Hendrik op zijn eigen perceel liggen. Hendrik kon het sloopafval dat was vermengd met pur niet afvoeren. Niemand wilde dit ‘verontreinigd puin’ meenemen. Hendrik is toen zelf de pur van het afval gaan peuteren, zodat het afval gescheiden kon worden afgevoerd.

Op 20 juli 2018 sommeerde de gemeente Hendrik het afval te verwijderen. Anders zou de gemeente zelf, op kosten van Hendrik, het afval laten afvoeren. Maar de gemeente ging de mist in. De brief werd naar een verkeerd mailadres gestuurd. In telefonisch contacten met de gemeente gaf Hendrik telkens stellig aan dat hij geen toestemming aan de gemeente gaf het afval af te voeren. Hij wilde eerst advies van het college.

De gemeente heeft daarop het heft in eigen hand genomen. Eerst liet zij onderzoek naar het afval doen door een deskundige. Vervolgens heeft de gemeente op 25 juli 2018 opdracht aan een derde (hierna: Sloop BV) verstrekt om het afval af te voeren. Sloop BV heeft het afval op 26 juli 2018 afgevoerd. Op 31 augustus 2018 stuurde Sloop BV de gemeente een factuur van € 61.773,17. De gemeente belastte deze factuur vervolgens door aan Hendrik. Maar Hendrik wilde niet betalen… Daarop is de gemeente een procedure gestart.

Moet Hendrik betalen?

Bij de rechtbank trekt de gemeente alles uit de kast om Hendrik tot betaling te dwingen. Verschillende grondslagen voert de gemeente aan. De rechtbank gaat alles langs.

Allereerst stelt de gemeente dat er een overeenkomst is tussen Hendrik en de gemeente. De gemeente zou opdracht mogen geven aan een derde en Hendrik zou betalen. Dat standpunt wijst de rechtbank van de hand. Hendrik heeft nooit ingestemd met het betalen van verwijderingskosten. Er waren geen afspraken over de financiële afwikkeling, wat wel op de weg van de gemeente lag. Er is geen overeenkomst gesloten tussen Hendrik en de gemeente.

Vervolgens beroept de gemeente zich op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid. Ook dit beroep strandt. Hendrik heeft de gemeente juist om advies en steun gevraagd. De gemeente heeft daarop ‘hulp’ geboden om zonder een akkoord zelf opdracht te verstrekken tot verwijdering van het afval.

Dan komt een beroep op zaakwaarneming aan bod. Dat is ‘zich willens en wetens op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen.’ De Rechtbank passeert ook dat standpunt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de gemeente geen (c.q. onvoldoende) acht heeft geslagen op de wil van Hendrik. Hendrik was namelijk niet bereid of in staat aanzienlijke verwijderingskosten te betalen. Dat wist de gemeente. De gemeente heeft Hendrik de kans ontnomen om zijn belang te behartigen. Ook pakte de gemeente het goedkopere alternatief van Hendrik af, namelijk het lospeuteren van de pur van het afval.

De rechtbank oordeelt uiteindelijk dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. De rechter oordeelt dat de gemeente is verarmd (door het betalen van de factuur van Sloop B.V.). Hendrik is verrijkt (afval is verwijderd). Hendrik is verplicht een redelijk bedrag aan schade te betalen. De rechter vindt het bedrag van meer dan € 60.000,- niet redelijk. Hendrik had namelijk goedkoper het afval kúnnen afvoeren. De rechter verplicht Hendrik tot betaling van € 20.000,-. De gemeente draagt dus het grootste deel van de factuur van Sloop B.V.

Afrondend

De belangrijkste les van deze uitspraak is dat het belangrijk is aan de voorkant duidelijke afspraken te maken. Zeker voor gemeenten die zich op civielrechtelijk ijs wagen. Het gebrek aan afspraken zorgt achteraf voor onduidelijkheid. Dat laat ook de speurtocht van de gemeente naar een betalingsgrondslag zien. De gemeente moest alles uit de kast trekken om Hendrik tot betaling te dwingen. En uiteindelijk lukt dat de gemeente maar gedeeltelijk.

Een bijkomende les is dat zonder afspraken en overeenkomst een andere partij soms tóch moet betalen. De wet biedt daarvoor mogelijkheden. 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises