Natasja Barské-Gelling
De verdeling of verrekening van het vermogen van de echtgenoten na echtscheiding is vaak stof tot discussie. De aanwezigheid van een vennootschap onder firma maakt die discussie niet gemakkelijker.
Natasja Barské-Gelling
De verdeling of verrekening van het vermogen van de echtgenoten na echtscheiding is vaak stof tot discussie. De aanwezigheid van een vennootschap onder firma maakt die discussie niet gemakkelijker.
De verdeling of verrekening van het vermogen van de echtgenoten na echtscheiding is vaak stof tot discussie. De aanwezigheid van een vennootschap onder firma maakt die discussie niet gemakkelijker. Bij een vof is immers sprake van een afgescheiden vermogen. Een echtgenoot gaat er echter vaak vanuit dat aanspraak gemaakt kan worden op een deel van de goederen van de vennootschap onder firma, terwijl dat feitelijk niet het geval is. Een recente uitspraak van het Hof zette de echtgenoot in die zaak ook weer met beide benen op de grond. Wat was daar aan de hand?
In genoemde zaak waren de man en vrouw (nog) met elkaar gehuwd. De tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap was ontbonden door indiening van het echtscheidingsverzoek. De man en de vader van de man waren de enige vennoten van hun Parketshop. Voordat de echtscheidingsprocedure was gestart hadden de man en zijn vader bij akte de appartementsrechten van het bedrijfspand en de parkeerplaatsen overgedragen aan een derde. Uit de akte van levering bleek dat de vrouw toestemming verleend had voor deze overdracht en verklaard had haar medewerking te verlenen met betrekking tot de overdracht. Ze had daaraan wel voorwaarden gesteld, onder meer dat de overwaarde van het pand en de parkeerplaatsen op de derdengeldrekening van de notaris bleef staan totdat voldoende financiële informatie door de vrouw verkregen zou zijn of totdat partijen een andere oplossing zouden vinden.
In eerste aanleg eisten de vennoten een veroordeling van de vrouw tot het verlenen van haar medewerking bij de uitkering van het geldbedrag dat bij de notaris in depot wordt gehouden, ten behoeve van de schuldeisers van de Parketshop. Die vordering werd echter afgewezen.
In hoger beroep vorderen de vennoten én vernietiging van het genoemde vonnis én vorderen zij opnieuw een veroordeling van de vrouw tot het verlenen van haar medewerking. Ditmaal wordt de vordering wél toegewezen. Uit de akte van levering bleek namelijk dat het registergoed destijds was geleverd aan de vennoten tezamen, ieder voor de onverdeelde helft. Het registergoed behoorde derhalve tot het vennootschappelijk vermogen.
Zoals al aangegeven is bij een vennootschap onder firma sprake van een afgescheiden vermogen. Dat bracht met zich mee dat de vrouw in kwestie geen rechtstreekse aanspraak op de goederen van de vof kon maken. Bij de verdeling van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap had de vrouw slechts een recht op verrekening van de waarde van het vennootschapsaandeel van de man per datum verdeling.
De netto-opbrengst van het bedrijfspand en de parkeerplaatsen kwam uiteindelijk toch toe aan de vof. De vrouw werd veroordeeld tot het verlenen van haar medewerking bij het uitkeren van het depot. De vrouw had zich helaas te vroeg rijk gerekend.
Een vennootschap onder firma blijkt wederom een bewerkelijk onderwerp. Een goed advies is dan ook geen overbodige luxe.