Jan Dirk van Vlastuin


Ten laste van een schuldenaar kan beslag worden gelegd op vorderingen die hij op anderen (derden) heeft of op hen zal krijgen. Die toekomstige vorderingen vallen alleen onder het beslag als die voorvloeien uit een rechtsverhouding die al bestaat op het moment van de beslaglegging.

Reeds eerder heb ik een blog geschreven over de vraag of beslag kan worden gelegd ten laste van een schuldenaar die niet in loondienst werkt maar die vennoot is van een vennootschap onder firma (VOF). Omdat het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch daarover onlangs een uitspraak heeft gedaan, [1] schrijf ik nu opnieuw over dat onderwerp. Ik noem eerst de kaders van het probleem.

Door mr. Jan Dirk van Vlastuin en mr. André Bussink

Derdenbeslag

Ten laste van een schuldenaar kan beslag worden gelegd op vorderingen die hij op anderen (derden) heeft of op hen zal krijgen. Die toekomstige vorderingen vallen alleen onder het beslag als die voorvloeien uit een rechtsverhouding die al bestaat op het moment van de beslaglegging.

Vennoten van een VOF zijn niet in loondienst van die VOF. Er kan dus geen beslag op hun salaris worden gelegd. In de praktijk ontvangen vennoten in een VOF iedere maand wel een (vast) bedrag voor betaling van hun vaste lasten en voor de kosten van levensonderhoud. Dat is geen salaris maar wordt meestal aangeduid als privé-opname of als voorschot op de winst.

De vraag is of dat maandelijks door de VOF aan de vennoot te betalen bedrag via een derdenbeslag onder de VOF in beslag kan worden genomen. Dus min of meer op dezelfde manier als bij een loonbeslag ten laste van een werknemer.

Wat is een vennootschap onder firma

Een VOF is geen rechtspersoon maar een contractuele samenwerking. De wet geeft daarvoor slechts enkele spelregels. De vennoten mogen zelf bepalen hoe de samenwerking vorm krijgt en zij zijn grotendeels vrij in het maken van de afspraken over de samenwerking. Het VOF-contract is daarom belangrijk voor de rechtsverhouding tussen de verschillende vennoten.

Een VOF vertoont trekjes van een rechtspersoon. Zo beschikt een VOF over een eigen (afgescheiden) vermogen en kan de VOF zelf verplichtingen aangaan. In de praktijk leidt dat wel eens tot onduidelijkheid en om die reden is al meermalen geprobeerd om te komen tot een wettelijke regeling voor personenvennootschappen. Maar op dit moment is daar nog geen sprake van. [2]

In de meeste gevallen stellen de vennoten zowel kapitaal als arbeid en kennis ter beschikking aan de VOF. Op de balans van een VOF wordt het eigen vermogen uitgesplitst in het kapitaal van de verschillende vennoten. De hoogte van dat kapitaal wordt gevormd door de inbreng van de betreffende vennoot, vermeerderd met het winstdeel waarop hij recht heeft en verminderd met de door hem opgenomen (of ten behoeve van hem aan derden betaalde) bedragen.

Vordering  

De vennoot van een VOF heeft geen vordering op de VOF voor de omvang van zijn kapitaal. Het door hem aan de VOF verstrekte kapitaal, heeft hij niet aan de VOF geleend maar is bijgeschreven op zijn kapitaalrekening. Tot het saldo van die kapitaalrekening is hij “eigenaar” van de VOF. Omdat een VOF geen aandelen uitgeeft, noemen we dat geen aandeel in de VOF maar in praktische zin is het daar wel mee te vergelijken.

Als de VOF over een bepaald jaar winst heeft gemaakt, wordt die winst overeenkomstig de bepalingen van het VOF-contract tussen de verschillende vennoten verdeeld. Meestal krijgt ieder een gelijk deel maar dat is geen verplichting. In het contract kunnen daarover afwijkende afspraken worden gemaakt.

Omdat de vennoten samen de VOF vormen en de VOF geen rechtspersoon is, hebben de vennoten voor hun winstdeel geen (afdwingbare) vordering op de VOF. De winst van de VOF valt (voor hun aandeel) direct in hun vermogen. Het vermogen van de VOF is immers automatisch het vermogen van de vennoten.

De vraag is of een vennoot een vordering heeft op de VOF indien tussen de vennoten is afgesproken dat deze vennoot iedere maand een bepaald bedrag mag opnemen. Zelf ben ik van mening dat de vennoot voor dat periodieke voorschotbedrag geen vordering op de VOF heeft. De VOF heeft immers geen contractuele betalingsverplichting tegenover hem. De vennoot neemt (in overleg met de andere vennoten) een stukje van zijn eigen kapitaal op. Die opvatting heeft tot gevolg dat een derdenbeslag onder een VOF ten laste van een vennoot geen doel zal treffen.

Inmiddels hebben twee Gerechtshoven geoordeeld dat wel derdenbeslag mogelijk is op de bedragen die een VOF aan haar vennoten uitkeert. Deze uitspraken vat ik hieronder samen.  

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch

In de zaak waar de uitspraak van het Hof Den Bosch van 12 januari 2021 betrekking op heeft, ging het om een onder de VOF gelegd derdenbeslag ten laste van een vennoot. Hoewel deze vennoot – ook na de beslaglegging – onafgebroken regelmatig significante werkzaamheden verrichtte voor de VOF, ontving deze daarvoor geen (reële) vergoeding. Wel heeft de VOF (ook) na de beslaglegging regelmatig kosten betaald ten behoeve van haar vennoot. Soms via een betaling aan hem, en soms door een betaling aan derden. Het ging daarbij om noodzakelijke kosten voor het levensonderhoud, zoals de zorgverzekering, de fiscale bijtelling en de inkomstenbelasting.

Het Hof is van oordeel dat alle bedragen die na de beslaglegging aan of ten behoeve van de vennoot zijn betaald, zijn verkregen op grond van het VOF contract. Al de betalingen die na de beslaglegging aan of ten behoeve van de vennoot zijn betaald, zijn dus in strijd met het beslag verricht en dienen daarom nogmaals aan de beslaglegger te worden betaald.

Het Hof oordeelt ook dat de afgelegde verklaring derdenbeslag (waarin is verklaard dat de VOF niets aan de vennoot verschuldigd is) niet juist is. Volgens het Hof had de vennoot wel degelijk een vordering op de VOF. Volgens het Hof hebben de betalingen plaatsgevonden op grond van het recht van de vennoot om voorschotbetalingen op te nemen. Als de vennoot door de VOF enige betaling aan of ten behoeve van zichzelf laat verrichten, oefent hij volgens het Hof een contractueel recht uit en dat impliceert een vorderingsrecht van de vennoot op de VOF. Dat vorderingsrecht valt onder de werking van het gelegde derdenbeslag.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Op 20 augustus 2019 kwam het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot een vergelijkbare uitspraak. Ook in die zaak was sprake van bedragen die na de beslaglegging door de VOF aan haar vennoot en aan diens crediteuren zijn betaald. Het Hof Arnhem-Leeuwarden is van mening dat door het afroepen van voorschotbetalingen een vordering van de vennoot op de VOF ontstaat, welke vordering rechtstreeks voortvloeit uit het VOF contract. Dat heeft tot gevolg dat alle voorschotten die na de beslaglegging zijn afgeroepen, onder het beslag vallen.

Anders dan het Hof Den Bosch, is het Hof Arnhem-Leeuwarden van mening dat betalingen die (op verzoek van een vennoot) na de beslaglegging aan een derde hebben plaatsgevonden, niet aangemerkt kunnen worden als vorderingen van de vennoot. Betalingen aan derden, vallen daarom niet onder het beslag.

Voor beoordeling van deze jurisprudentie zijn de volgende aspecten van belang.

Zelfde rechtsverhouding?

Een derdenbeslag wordt gelegd op hetgeen de schuldenaar van de derde te vorderen heeft of op grond van een reeds bestaande rechtsverhouding te vorderen zal krijgen. Als de VOF op het moment van het beslag niets aan haar vennoot verschuldigd is, kan het beslag toch doel treffen als de VOF op grond van de bestaande rechtsverhouding tussen haar en de vennoot na de beslaglegging geld aan de vennoot verschuldigd wordt. Als de VOF na de beslaglegging een geldlening aan haar vennoot verstrekt en op grond daarvan betalingen aan die vennoot verricht, vallen die betalingen niet onder het beslag. Alleen de gelden die later verschuldigd worden op grond van de rechtsverhouding die op het moment van het beslag reeds bestond, vallen dus onder het beslag.

In de genoemde zaken is voldaan aan dat criterium. Alle betalingen die door de VOF aan (of ten behoeve van) de vennoot zijn verricht, hebben plaatsgevonden op grond van de afspraken die zijn vastgelegd in het VOF-contract. Hoewel de VOF zelf geen partij is bij die overeenkomst (die is immers gesloten tussen haar vennoten) is de VOF wel aan de inhoud van dat contract gebonden.

Te vorderen?

Vervolgens speelt de vraag of de betaalde bedragen aan de vennoot verschuldigd waren. Was sprake van een vordering?

Op dat punt heb ik grote aarzelingen. De vennoten zijn gezamenlijk eigenaar van de VOF. Het saldo van hun kapitaalrekening geeft aan voor welk bedrag ieder van de vennoten gerechtigd is in het vermogen van de VOF. Het saldo van de kapitaalrekening vertegenwoordigt het door de vennoten aan de VOF ter beschikking gestelde kapitaal. Maar dat saldo is de VOF absoluut niet aan de vennoten verschuldigd. Het is geen vreemd vermogen maar het vertegenwoordigt juist het eigen vermogen van de VOF en dus het vermogen van haar vennoten.

Stel dat de vennoten in het VOF contract hebben afgesproken dat zij ieder een bedrag van € 2.500,- per maand ten laste van de VOF mogen opnemen. Heeft de VOF voor die bedragen dan een schuld aan de vennoten? Ik denk van niet. In feite hebben de vennoten afgesproken dat zij iedere maand een deel van hun eigen geld mogen opnemen.

Maar ook als wordt aangenomen dat de vennoten voor de concreet overeengekomen periodieke opnamen een vordering hebben op de VOF, dan eindigt die verplichting per definitie zodra het hele saldo van de kapitaalrekening van de betreffende vennoot is opgenomen. Anders zou de VOF verplicht zijn om krediet aan haar vennoot te verstrekken. Daardoor zouden de andere vennoten en/of de schuldeisers van de VOF worden benadeeld. Een redelijke uitleg van de bepalingen van het VOF contract zal tot gevolg hebben dat de mogelijkheid om opnamen te verrichten eindigt zodra er niets meer op te nemen valt.

Zowel in de uitspraak van het Hof Den Bosch als in de eerdere uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden, was derdenbeslag gelegd onder de VOF ten laste van een vennoot met een negatief saldo in zijn kapitaalrekening. Daardoor had de VOF een vordering op die vennoot. Voor zover betaling van maandelijkse voorschotten was overeengekomen, is die verplichting daardoor geëindigd.

Het kapitaal niet, de uitkeringen wel?

In beide uitspraken gaat het alleen over de uitgekeerde bedragen en niet over de vraag of het saldo van de kapitaalrekening onder het derdenbeslag valt. Persoonlijk vind ik dat onbevredigend. Juist omdat het aandeel van een schuldenaar in een VOF op dit moment in beginsel niet kan worden uitgewonnen. [3] Dat probleem wordt door de genoemde uitspraken niet opgelost. Wel vinden de beide Hoven dat de werkelijk uitbetaalde bedragen onder het beslag vallen.

Vennoten bepalen echter zelf welke bedragen zij aan zichzelf uitkeren. Als zij ervoor kiezen om dat niet te doen, treft het beslag geen doel terwijl hun vermogen in de VOF (door de niet uitgekeerde winst) wel toeneemt.

Daarom herhaal ik mijn eerdere suggestie om de wettelijke regeling op dit punt aan te passen.

Wetgeving

Eerder heb ik gepleit om de wet aan te passen[4], zodat wel beslag kan worden gelegd op het aandeel van een schuldenaar in een VOF. Daarvoor dient het volgende lid te worden toegevoegd aan artikel 437 Rv:

‘Indien een goed of het aandeel daarin niet of niet zonder medewerking van een derde kan worden overgedragen, kan de rechter als bedoeld in het volgende artikel op verzoek van de executant bepalen dat en onder welke voorwaarden de executoriale verkoop en levering daarvan desondanks kan plaatsvinden. Het hiervoor bedoelde verzoek kan worden gedaan door een advocaat of door de deurwaarder die met de executie is belast. De rechter wijst het verzoek slechts toe indien de belangen van de executant dat bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad.’

De wetgever heeft mijn suggestie nog niet opgepakt. Daarom herhaal is mijn oproep nog maar eens. Op dit moment is het vrijwel onmogelijk om het vermogen van een schuldenaar wat is ondergebracht in een VOF uit te winnen. Dat absoluut is een onwenselijke situatie. De besproken rechterlijke uitspraken lossen dat achterliggende probleem niet op en beperken zich tot de toevallige uitwassen.

Praktisch

Als u zelf stuit op problemen bij de tenuitvoerlegging van een rechtelijke uitspraak doordat de schuldenaar zijn vermogen heeft ondergebracht in een VOF, een stichting of een vennootschap, kunt u vrijblijvend contact opnemen met één van onze specialisten.

[1] ECLI:GHSHE:2021:28
[2] Sinds 2019 is de Wet modernisering personenvennootschappen in voorbereiding.
[3] Overdracht van het aandeel in een VOF kan op grond van artikel 6:159 BW alleen plaatsvinden met medewerking van de andere vennoten. Dat blijft zo in de Wet modernisering personenvennootschappen.
[4] Zie Compendium beslag- en executierecht, mr. J.D. van Vlastuin, Executie van het aandeel in een vennootschap onder firma, Den Haag: Sdu Uitgevers 2018.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises