De zomervakantie nadert. De laatste toetsen worden gemaakt en becijferd. Is er sprake van een onregelmatigheid tijdens een toets, dan mag een 1 worden toegekend.
De zomervakantie nadert. De laatste toetsen worden gemaakt en becijferd. Is er sprake van een onregelmatigheid tijdens een toets, dan mag een 1 worden toegekend.
De zomervakantie nadert. De laatste toetsen worden gemaakt en becijferd. Is er sprake van een onregelmatigheid tijdens een toets, dan mag een 1 worden toegekend. Dat dit echter niet zomaar mag gebeuren, blijkt wel uit twee uitspraken van de Landelijke klachtencommissie onderwijs (LKC). Beide uitspraken gingen over klachten naar aanleiding van een 1 voor een pta-toets. De ene klacht werd gegrond verklaard, de andere ongegrond.
In het eerste geval was de onregelmatigheid de afwezigheid van de betreffende leerling. De leerling maakte de toets economie niet en kreeg daarvoor een 1. De school was van mening dat er sprake was van een ongeoorloofde afwezigheid. Daar bracht de leerling tegenin dat hij door zijn vader wel afgemeld was, naar aanleiding van een blessure die hij onderweg naar school opliep. De toets Nederlands liep de leerling ook mis, maar die kon hij op een later moment inhalen.
Tussen de leerling en de school was overeenstemming over het feit dat de toets economie niet gemaakt was omdat de leerling niet aanwezig was. De vraag is of er sprake was van een geoorloofde of ongeoorloofde afwezigheid. Het tweede en het derde lesuur stond de leerling in Magister afwezig, het vierde en het vijfde lesuur werd ‘BL’ genoteerd: blessure.
Over de (on)rechtmatige afwezigheid verklaren de school en de leerling echter tegengesteld. Was de toets economie of de toets Nederlands het tweede lesuur? En heeft de vader wel of niet met de school gebeld over de afwezigheid van de leerling? Is de melding van de blessure voor of na de toets gedaan?
De LKC kan op grond van deze tegengestelde verklaringen niet vaststellen hoe het die dag daadwerkelijk is gegaan. Overtuigend bewijs ontbreekt voor de verschillende stellingen. Omdat de LKC de gang van zaken niet kan vaststellen, kan de Commissie ook niet beoordelen of terecht of onterecht het cijfer 1 is gegeven. De klacht wordt gegrond verklaard: de school moet duidelijk kunnen uitleggen waarom zij een 1 geeft. Een 1 toekennen voor een toets is een ingrijpende sanctie die goed onderbouwd moet zijn. Aangezien er vraagtekens te plaatsen zijn bij de geregistreerde afwezigheid van de leerling en het feit dat de toets Nederlands wel ingehaald mocht worden, heeft de school onvoldoende gemotiveerd waarom voor de toets economie een 1 was gegeven.
In het tweede geval was de onregelmatigheid het feit dat een leerling die de toets maakte, tijdens de toets naar de wc moest en daarbij het eigen antwoordvel en een pen meenam. De toetsvragen zelf liet de leerling wel achter in het toetslokaal. De leerling gaf aan dat dit nog helemaal geen bewijs van fraude is. Daartegen bracht de school naar voren dat er ook geen sprake is van fraude of dat de 1 is toegekend vanwege vermeende fraudering, maar vanwege het overtreden van de regels die gelden voor pta’s. De enkele overtreding van die regels is voor de school voldoende voor het vaststellen van een onregelmatigheid en vervolgens het toekennen van een 1.
De Commissie oordeelt dat inderdaad niet gesproken is van fraude maar van een onregelmatigheid. Dat de leerling met opzet of niet het antwoordvel heeft meegenomen, doet niet ter zake. Het toekennen van een 1 is niet onredelijk, mede gelet op de soort sanctie: het toekennen van een 1 is de lichtste maatregel die de school kan treffen als sprake is van een onregelmatigheid tijdens toetsen. Deze klacht werd daarom ongegrond verklaard.
Uit deze uitspraken blijkt dat als er sprake is van een deugdelijke vaststelling van feiten een 1 toegekend mag worden. Dit moet wel goed onderbouwd worden, waarbij alle omstandigheden meegewogen dienen te worden.
De LKC maakt daarnaast in de uitspraken duidelijk wanneer klachten ontvankelijk of niet ontvankelijk zijn. Binnen het klachtrecht is er geen sprake van een soort beroepsinstantie. Als dus een Commissie van Beroep zich al heeft uitgesproken over de zaak, kan niet ook de LKC de klacht nog inhoudelijk beoordelen. In beide uitspraken was sprake van een beoordeling door de Commissie van beroep voor de examens van de scholen. Deze commissies voldeden echter niet aan de eisen over onafhankelijkheid die aan dergelijke commissies worden gesteld (vergelijk artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs). Omdat daaraan in beide uitspraken niet aan voldaan was, kon de Commissie in beide zaken de klachten inhoudelijk beoordelen.
Voor de ontvankelijkheid van klachten is het dus belangrijk voor zowel scholen als ouders en leerlingen om na te gaan wat de samenstelling van de Commissie van beroep is die zich over de zaak uitlaat.