Natasja Barské-Gelling
In het zogeheten ‘Kerstarrest’ dat gewezen is op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad een streep gezet door de vermogensrendementsheffing van box 3. Het is niet voor het eerst dat de zogeheten box 3-heffing onder vuur ligt.
Natasja Barské-Gelling
In het zogeheten ‘Kerstarrest’ dat gewezen is op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad een streep gezet door de vermogensrendementsheffing van box 3. Het is niet voor het eerst dat de zogeheten box 3-heffing onder vuur ligt.
In het zogeheten ‘Kerstarrest’ dat gewezen is op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad een streep gezet door de vermogensrendementsheffing van box 3. Het is niet voor het eerst dat de zogeheten box 3-heffing onder vuur ligt. In de afgelopen jaren zijn hierover meerdere gerechtelijke procedures gevoerd. Tot en met 2016 werd de box 3-heffing berekend over een fictief vermogensrendement van 4%. Met ingang van 2017 zijn er wijzigingen doorgevoerd die beogen de heffing beter te laten aansluiten bij de werkelijk behaalde rendementen. De box 3-heffing wordt sindsdien berekend aan de hand van drie schijven met elk een vaste verdeling van vermogen over sparen en beleggen: de zogeheten ‘vermogensmix’. Het uitgangspunt hierbij is dat grotere vermogens worden geacht meer te beleggen dan kleinere vermogens. Daarnaast wordt er voor beide vermogenselementen een vast fictief rendement verondersteld: ‘het forfait’, dat gebaseerd is op gemiddelde rendementen uit voorgaande jaren.
In de praktijk blijkt echter dat er door dit stelsel voorbij wordt gegaan aan het werkelijk behaalde rendement en de werkelijke vermogensmix van belastingplichtigen. De Hoge Raad heeft hierop overwogen dat het opleggen van een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen die hoger is dan het werkelijk behaalde rendement een schending is van het ongestoorde recht op eigendom.
Belastingplichtigen die box 3-belasting betalen haalden vast opgelucht adem tijdens het afgelopen kerstontbijt. Uit het arrest volgt immers dat er een oplossing dient te komen waarbij de box-3 heffing in de toekomst niet hoger mag uitvallen dan het werkelijke rendement. Alhoewel de oplossing waarschijnlijk nog enige tijd op zich laat wachten is het niet louter toekomstmuziek. De belastingdienst heeft naar aanleiding van deze uitspraak immers reeds op zijn site vermeld dat belastingplichtigen die in 2021 een lager rendement hadden dan het fictieve rendement belast worden over het werkelijke rendement.
Ook binnen de familierechtpraktijk speelt de box 3-heffing in het kader van de alimentatieberekening een rol. Enerzijds vormt het rendement op vermogen inkomen waarmee rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de alimentatie. Daarnaast wordt er bij de berekening van de draagkracht rekening gehouden met de heffing over dit vermogensrendement. Het is dan ook niet opmerkelijk dat er onlangs door het Gerechtshof te Amsterdam op voornoemde recente ontwikkelingen is geanticipeerd. In onderhavige echtscheidingsprocedure twisten partijen over de hoogte van de woonlasten aan de zijde van de man. De man stelt dat er rekening moet worden gehouden met een fictieve woonlast. De vrouw voert aan dat er geen sprake is van een woonlast aan de zijde van de man aangezien hij zijn hypotheek heeft afgelost met de verkoop van zijn vorige woning. Daardoor dient haars inziens rekening te worden gehouden met een rendement op het vermogen van de man. Het hof houdt in diens berekening echter rekening met het gebruikelijke forfait eigenaarslasten van € 95,- per maand en gaat om die reden voorbij aan de grief van de vrouw. Ondanks dat de man stelt dat er geen sprake is van rendement op zijn vermogen, is hij wel van mening dat de verschuldigde rendementsheffing over zijn geschatte vermogen van € 300.000,- als draagkrachtdrukkend gegeven dient te worden meegenomen. Het hof gaat er in dit kader vanuit - in navolging van het arrest van de Hoge Raad en de berichten van de belastingdienst - dat als, zoals de man onbetwist stelt, geen sprake is van een rendement, ook geen rendementsheffing zal worden geheven. Om die reden wordt er bij de bepaling van de draagkracht van de man geen rekening gehouden met de verschuldigde rendementsheffing. Het arrest van de Hoge Raad werpt dus in het familierecht al zijn schaduwen vooruit, nog voordat de politiek zelf keuzes heeft gemaakt over de toekomst van de box 3-heffing.