Jaco van den Brink


Het ‘Wetsvoorstel burgerschapsopdracht’ wacht op behandeling in de Tweede Kamer. In het Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid heb ik dit wetsvoorstel uitvoerig geanalyseerd, mede in het licht van de onderwijsvrijheid. 

Wetsvoorstel burgerschapsopdracht: basiswaarden

Allereerst, puntsgewijs, waarover gaat het? Een wettelijke verplichting (bekostigingsvoorwaarde) om in het onderwijs,

In de toelichting wordt in vele toonaarden benadrukt dat de onderwijsvrijheid intact wordt gelaten en dat er dus heel veel ruimte is voor onderwijsinstellingen om inhoud en vorm van het burgerschapsonderwijs zelf te bepalen.

Tegelijk is duidelijk dat de wetgever bepaalde morele 'basiswaarden' aanduidt, waarmee het onderwijs in overeenstemming moet zijn. In de moderne staat met verschillende levensbeschouwingen naast elkaar en een min of meer seculiere meerderheid, vraagt dat een kritische houding: wanneer gaat de overheid te ver in het ‘controleren’ van de morele inhoud van het onderwijs?

Hedendaagse cultuur en vrijheid van onderwijs

Belangrijke ontwikkeling in de hedendaagse cultuur is een toegenomen behoefte aan een nationaal moreel kader. De mentaliteit is niet meer: ‘ieder zijn eigen mening’, maar: ‘we staan voor de Nederlandse waarden’. Voor velen is bij de invulling van die waarden de christelijke traditie belangrijk als inspiratiebron, anderen hameren op seculiere waarden en sommigen kijken naar andere religieuze tradities, zoals de islamitische.

Ondertussen is er debat over de onderwijsvrijheid, waaronder de vrijheid om als bijzondere school een eigen identiteitsbeleid te voeren (richtingsvrijheid). Niet dat er veel stemmen opgaan om die vrijheid af te schaffen, maar er zijn wel politici en juristen die ervoor pleiten die vrijheid te relativeren – in essentie uit bezorgdheid over die ‘Nederlandse waarden’.

In het artikel betoog ik dat het juist voor een loyaal burgerschap nodig is dat iedereen vanuit zijn persoonlijke overtuiging gemotiveerd is voor de ‘burgerplichten’. Waarden uit de wetgeving motiveren niet, maar wel waarden die verbonden zijn met de eigen (geloofs)overtuiging. Juist uit oogpunt van het stimuleren van burgerschapsbesef moet de richtingsvrijheid van bijzondere scholen zoveel mogelijk intact blijven. En natuurlijk, wanneer daadwerkelijk sprake is van ondermijnend onderwijs t.o.v. de democratische rechtsstaat, moet ingrijpen mogelijk zijn.

Visie op het wetsvoorstel

Met de huidige bewoordingen in de wettekst en de toelichting is het goed mogelijk om het burgerschapsonderwijs vanuit allerlei perspectieven vorm te geven. Overigens bevatte de toelichting in de eerdere versie duidelijk meer expliciete verwijzingen naar een individualistisch-liberale levensvisie, die grotendeels weggehaald of afgezwakt zijn in de huidige versie van de toelichting (kennelijk n.a.v. de reacties uit het veld en het advies van de Raad van State).

Maar: de wettekst en toelichting geven ook ruimte aan de Inspectie en het Ministerie om (vroeg of laat) alsnog interpretaties toe te passen die bepaalde religieuze minderheidsinterpretaties niet meer toestaan.

Het hangt er uiteindelijk vanaf met welke bril je naar de tekst kijkt. In de huidige constellatie ligt het niet voor de hand om het zodanig te interpreteren dat die religieuze minderheidsinterpretaties niet toegestaan zijn, maar ter wille van de rechtsstaat moet de wetgeving zodanig in elkaar zitten dat de overheid geen beperkingen kan opleggen aan de morele inhoud van het bijzonder onderwijs (tenzij wanneer de democratische rechtsstaat wordt ondermijnd). Om die reden pleit ik voor een grondige en principiële aanpassing van de betreffende bepaling en doe ik een alternatief voorstel in het artikel.

Onderzoek van de Inspectie

Dit voorjaar is ook door de onderwijsinspectie een onderzoeksrapport gepubliceerd over 'burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen'. Dit rapport is niet alleen zeer interessant vanwege de informatie over de scholen, maar ook om te zien hoe de Inspectie aankijkt tegen de grote richtingsverschillen die er natuurlijk zijn tussen scholen en vooral in de inhoud van het burgerschapsonderwijs sterk tot uitdrukking komen. Overigens is de belangrijkste conclusie dat de overgrote meerderheid van alle scholen (van alle richtingen) gedreven werk maakt van het burgerschapsonderwijs, en daarbij een positieve bijdrage levert. 

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises