Judith van Setten-van den Brink
Sinds 1 januari 2019 bestaat voor naasten of nabestaanden het recht op vergoeding van affectieschade. De vergoeding van affectieschade is een vergoeding voor het leed en het verdriet dat naasten hebben ...
Judith van Setten-van den Brink
Sinds 1 januari 2019 bestaat voor naasten of nabestaanden het recht op vergoeding van affectieschade. De vergoeding van affectieschade is een vergoeding voor het leed en het verdriet dat naasten hebben ...
Sinds 1 januari 2019 bestaat voor naasten of nabestaanden het recht op vergoeding van affectieschade. De vergoeding van affectieschade is een vergoeding voor het leed en het verdriet dat naasten hebben als een persoon waarmee zij een affectieve relatie hebben door een incident zeer ernstig letsel oploopt of overlijdt. In deze blog wordt nader ingegaan op deze schadevergoeding.
Voor 2019 was er geen wettelijke bepaling die expliciet voorzag in de vergoeding van affectieschade. Naasten en nabestaanden konden wel een vergoeding ontvangen voor immateriële schade wanneer ook ten opzichte van hen onrechtmatig was gehandeld. De Hoge Raad oordeelde eerder dat onrechtmatigheid kon worden vastgesteld wanneer deze naaste of nabestaande het ongeval heeft waargenomen of direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen ervan, dit heeft geleid tot een hevige emotionele schok en er sprake is van geestelijk letsel. Dit wordt daarom ook wel shockschade genoemd. Er gelden echter strikte voorwaarden voor de vergoeding van shockschade.
Voor 2019 was er dus geen mogelijkheid tot een vergoeding van het verdriet om het verlies of het ernstige letsel van het slachtoffer, maar bood de wet in uitzonderlijke gevallen alleen een vergoeding voor shockschade. Met de inwerkingtreding van de Wet affectieschade is hier verandering in gekomen.
De wet definieert in artikel 6:107 lid 2 BW de groep van personen die als naasten of nabestaanden worden aangemerkt als volgt:
a. de ten tijde van de gebeurtenis niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of geregistreerde partner van de gekwetste;
b.de levensgezel van de gekwetste, die ten tijde van de gebeurtenis duurzaam met deze een gemeenschappelijke huishouding voert;
c. degene die ten tijde van de gebeurtenis de ouder van de gekwetste is;
d. degene die ten tijde van de gebeurtenis het kind van de gekwetste is;
e. degene die ten tijde van de gebeurtenis duurzaam in gezinsverband de zorg voor de gekwetste heeft;
f. degene voor wie de gekwetste ten tijde van de gebeurtenis duurzaam in gezinsverband de zorg heeft;
g. een andere persoon die in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de gekwetste staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 1 onder b als naaste wordt aangemerkt.
Kort en goed wordt deze groep (voornamelijk) gevormd door de partner, ouders en kinderen van het slachtoffer. De wet sluit echter bij voorbaat niemand uit, omdat degene die een zeer nauwe band heeft met het slachtoffer op grond van de redelijkheid en billijkheid ook als naaste wordt aangemerkt.
De naaste of nabestaande heeft recht op vergoeding van affectieschade wanneer het slachtoffer is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen. Of er sprake is van ernstig en blijvend letsel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In de toelichting van de wet wordt uitgegaan van een percentage blijvende invaliditeit van 70%. Het betreft daarmee bijvoorbeeld slachtoffers met ernstig hersenletsel of een ernstige handicap.
Een naaste of nabestaande heeft weliswaar een eigen, zelfstandige aanspraak op de vergoeding van affectieschade, maar deze aanspraak is wel afhankelijk van de aansprakelijkheid van de veroorzaker naar het primaire slachtoffer. Het letsel of het overlijden van het slachtoffer moet dus het gevolg zijn van de fout van een ander. De schadevergoeding moet namelijk op iemand verhaald worden.
Tenslotte is de vergoeding van affectieschade alleen van toepassing voor letsel dat ontstaan is op of na 1 januari 2019. In juridisch opzicht heeft de Wet affectieschade dus geen terugwerkende kracht. Voor letsel dat ontstaan is voor 1 januari 2019 geldt de situatie zoals hiervoor omschreven onder ‘situatie voor 2019’.
De hoogte van de vergoeding van affectieschade is middels een aparte regeling neergelegd in het Besluit vergoeding affectieschade. De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op bedragen tussen 12.500,- en 20.000,-. Het besluit onderscheidt daarbij de volgende categorieën en geeft als richtlijn vervolgens de volgende vergoedingen:
Let wel: dit besluit heeft niet tot gevolg dat naasten in voornoemde categorieën zonder meer recht hebben op het volledige bijbehorende bedrag. Het geval kan zich namelijk voordoen dat het letsel gedeeltelijk is ontstaan door toedoen van het slachtoffer zelf. Juridisch is er dan sprake van een percentage ‘eigen schuld’ van het slachtoffer die de aansprakelijke partij niet hoeft te vergoeden. Dit kan invloed hebben op de vergoeding van affectieschade.
Sinds 2019 kan dus zowel een vergoeding van shockschade en affectieschade worden gevorderd. Uit het voorgaande blijkt immers dat shockschade niet ziet op de vergoeding van affectieschade. Deze vorderingen kunnen dus naast elkaar bestaan.
Uiteindelijk heeft de vergoeding van affectieschade een symbolisch karakter, omdat het verdriet niet kan worden weggenomen. De vergoeding beoogt echter enige mate van genoegdoening te creëren en erkenning te geven voor het leed wat naasten en nabestaanden ervaren.