In de praktijk komt het regelmatig voor dat een gescheiden ouder wenst dat het gezag van de andere ouder over de kinderen beëindigd wordt. Als familierechtadvocaat krijg ik dan regelmatig te horen dat hem of haar dat door een ander is geadviseerd. Ik moet de betreffende ouder dan vaak teleurstellen: de beëindiging van het ouderlijk gezag is een ingrijpende maatregel waar door rechters terughoudend mee om wordt gegaan. Dat geldt ook als er veel zorgen zijn over de andere ouder of wanneer er veel conflicten tussen ouders zijn. Het is als het ware een laatste redmiddel.
Uitzonderlijk
In deze blog bespreek ik een recente uitspraak, waarin het gerechtshof weer eens duidelijk maakt dat beëindiging van het ouderlijk gezag echt alleen in uitzonderlijke gevallen op zijn plaats is. Het gaat in deze zaak niet om de beëindiging van het ouderlijk gezag van één ouder, maar van twee gescheiden ouders. Hun kind verblijft al jaren in een gezinshuis en de Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat het tijd is voor gezagsbeëindiging van de ouders, omdat het niet de verwachting is dat het kind weer bij één van de ouders gaat wonen.
Het gerechtshof gaat hier niet in mee. De reden daarvoor is dat de beëindiging van het ouderlijk gezag niet voldoet aan de vereisten die het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) stelt aan een gezagsbeëindiging. Er moet dus niet alleen naar de Nederlandse wetgeving over dit onderwerp worden gekeken; dit Europese verdrag is net zo goed heel belangrijk.
Noodzaak
Wat is nu precies de reden dat gezagsbeëindiging in dit geval een schending van het EVRM zou opleveren? Kort gezegd: er is geen noodzaak tot beëindiging van het gezag. De ouders werken goed mee aan de hulpverlening en aan de begeleiding van het kind, ze geven tijdig toestemming als er beslissingen genomen moeten worden en ook het contact met de gecertificeerde instelling verloopt goed. Het gerechtshof ziet daarom niet in om welke reden de ouders hun verantwoordelijkheid voor het kind niet kunnen dragen, ook al zal dat mogelijk altijd op afstand blijven. Het is ook niet zo dat gezagsbeëindiging in het belang van het kind is, omdat niet duidelijk is om welke reden hij daardoor meer duidelijkheid zou krijgen over zijn toekomstperspectief en hij goed op zijn plek is in een gezinshuis.
Uit deze uitspraak blijkt het belang van terughoudendheid bij adviezen die betrekking hebben op gezagsbeëindiging van een ouder. Het gerechtshof benadrukt in deze zaak nog dat gezagsbeeindiging in deze situatie op basis van de Nederlandse wet wellicht wel mogelijk zou zijn, maar dat dit er niet toe doet: het EVRM geeft de doorslag. Hoewel het in de praktijk soms een logische stap lijkt dat het gezag van de andere ouder wordt beëindigd, is dat juridisch gezien vaak dus een stuk ingewikkelder. Natuurlijk zijn er ook uitzonderlijke gevallen waarin dit anders ligt, maar uitgangspunt is altijd dat er alles aan gedaan moet worden om de beëindiging van het ouderlijk gezag te voorkomen.