Natasja Barské-Gelling
Natasja Barské-Gelling
Als een alimentatiegerechtigde (veelal de vrouw) na het eindigen van het huwelijk niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, dan is de ex-partner (veelal de man) gehouden om een bijdrage in haar levensonderhoud te betalen. Deze verplichting eindigt zodra de vrouw in kwestie gaat samenwonen met een ander als ware zij gehuwd. Maar hoe kun je nu bewijzen dat iemand samenwoont? Dit blijkt in de praktijk vaak erg lastig.
Uit de rechtspraak blijken op zich duidelijke criteria. Voor de vraag of iemand samenwoont als ware zij gehuwd is vereist:
dat tussen de samenwonenden een affectieve relatie van duurzame aard bestaat;
die meebrengt dat de gescheiden echtgenoot en de ander elkaar wederzijds verzorgen;
met elkaar samenwonen en
een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Ga er maar aanstaan om dit aan te tonen!
Daar komt nog eens bij dat het uitgangspunt is dat de betreffende bepaling in de wet restrictief wordt uitgelegd. Enerzijds begrijpelijk, omdat de andere partner definitief diens aanspraak op levensonderhoud verliest. Anderzijds een bron van frustratie voor de alimentatieplichtige, die constateert dat zijn ex-partner een nieuwe vriend heeft, maar dan voor een vaak zeer lastige bewijsopdracht komt te staan. Toon immers maar eens aan dat aan de vier genoemde criteria is voldaan. De eerste (een affectieve relatie aantonen) is meestal niet het probleem. De andere drie criteria aantonen is een stuk lastiger.
Het begint er dan vaak mee dat de alimentatieplichtige er voor kiest om een detective in te schakelen. Dit is echter kostbaar en garanties zal je op voorhand niet krijgen. Toch merk je in de rechtspraak dat het met regelmaat wel lukt om aan te tonen dat de alimentatiegerechtigde samenwoont. Ook merk je dat de rechter de betaler soms een beetje helpt als blijkt dat bijvoorbeeld aan twee van de vier criteria is voldaan. Zo blijkt uit diverse uitspraken dat als het bijvoorbeeld lukt om de affectieve relatie en het samenwonen aan te tonen, sneller wordt aangenomen dat ook sprake zal zijn van een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging. Ook komt het voor dat als de rechter de eerste twee aspecten aangetoond acht, de rechter op voorhand aannemelijk acht dat aan de andere twee criteria ook is voldaan. De rechter draait dan de bewijslast met betrekking tot het derde en vierde criterium om en stelt de vrouw in de gelegenheid om het tegenbewijs te leveren. Ook zijn er wel uitspraken bekend, waaruit blijkt dat ook sprake kan zijn van samenwonen als beide partners een eigen woning hebben.
Recent heeft het hof Arnhem Leeuwarden zich wederom moeten buigen over een zodanige kwestie. In deze zaak stond vast dat de vrouw een duurzame affectieve relatie had. De overige drie criteria werden betwist. De man heeft kan zijn kant een rapport van een recherchebureau overgelegd. Hieruit blijkt dat dit recherchebureau de vrouw gedurende drie losse weken heeft geobserveerd. Uit de observaties gevolgd dat de partner in een periode van één week in ieder geval vier van de vijf nachten bij de vrouw is verbleven. In de tweede (ruime) week ging het om zeven van de acht nachten en in de derde week heeft de partner zes van de zeven nachten bij de vrouw doorgebracht. Hoewel er dus maar gedurende drie losse weken is geobserveerd, blijkt wel dat de vrouw en haar partner elkaar bijna dagelijks zagen. Maar hier blijkt ook uit dat de partner wel eens thuis sliep. Voor het hof is dit voldoende om vast te stellen dat zij feitelijk samenwonen.
Vervolgens dient echter nog de gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging aangetoond te worden. Het hof leidt uit de rapportage af dat ook hieraan is voldaan. Daarbij geeft het hof ook nog aan dat het feit dat de vrouw en haar partner veelvuldig in de woning van de vrouw verblijven ook financiële verwevenheid impliceert. Op de momenten dat de partner in de woning van de vrouw verbleef voorzag de vrouw hem immers van woon- dan wel verblijfsruimte en betaalde zij voor die momenten de kosten van het gebruik van gas, licht en water et cetera.
In dit geval waren er nog meer omstandigheden, waaronder het feit dat het hof constateert dat de vrouw degene is geweest die grotendeels alle boodschappen in de supermarkt heeft betaald. Uiteindelijk zal het toch per geval verschillen hoe de rechter hier naar kijkt. In deze zaak achtte het hof echter aangetoond dat de vrouw met een ander samenwoont als ware zij gehuwd, zodat de alimentatieplichtige is geëindigd. De conclusie is derhalve dat het moeilijk blijft om samenwoning aan te tonen, maar dat er toch ook vele uitspraken bekend zijn waarin dit wel is gelukt. Het kan dus zeker de moeite waard zijn!