Catia Luis Fula
Veel ouders hebben de wens om ook hun volwassen kinderen een financieel steuntje in de rug te geven. De belastingdienst kan dit erg onaantrekkelijk maken door forse belastingen te heffen over deze schenkingen.
Catia Luis Fula
Veel ouders hebben de wens om ook hun volwassen kinderen een financieel steuntje in de rug te geven. De belastingdienst kan dit erg onaantrekkelijk maken door forse belastingen te heffen over deze schenkingen.
Veel ouders hebben de wens om ook hun volwassen kinderen een financieel steuntje in de rug te geven. De belastingdienst kan dit erg onaantrekkelijk maken door forse belastingen te heffen over deze schenkingen. Dit motiveert de creatievere ouder er echter toe om via fiscaal voordelige constructies alsnog de belastingverplichtingen te omzeilen. Zulke constructies kunnen ingewikkeld uitpakken wanneer het kind dat de schenking heeft ontvangen gaat scheiden. Op papier is de schenking immers een lening waarover ook rente moet worden betaald, maar in de praktijk weten de echtgenoten dat het bedoeld was als schenking. Een dergelijke casus werd voorgelegd aan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
In de onderhavige kwestie wilden de gulle ouders een geldbedrag van € 110.000 lenen aan hun zoon om samen met zijn echtgenote een woning te kopen. Op papier werd dit bestempeld als geldlening waarover jaarlijks een rentepercentage van 8% over zou worden betaald. Aan het einde van het jaar ontving de zoon van zijn ouders echter de helft van de rente als schenking en via de renteaftrek kregen hij en zijn echtgenote ook de andere helft van de betaalde rente terug. De facto werd er tijdens het huwelijk dus geen rente betaald. Dit werd anders toen zij besloten te scheiden.
De ouders hadden deze constructie bedacht voor hun zoon en het was niet de bedoeling dat hun inmiddels voormalige schoondochter hiervan zou profiteren. Toen de zoon tijdens de echtscheidingsprocedure besloot de rentebetalingen aan zijn ouders te stoppen, vorderden zij dit niet bij hem, maar bij hun voormalige schoondochter. Zij was immers samen met haar toenmalige echtgenoot de geldlening aangegaan en was ook na de echtscheiding nog hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld totdat de woning verkocht zou worden.
De schoondochter besloot tijdens de procedure tegen haar voormalige schoonouders een inkijkje te geven in de bedachte constructie. De overeenkomst die was aangegaan moest volgens haar immers gelezen worden met de gedachte dat de ouders de bedoeling hadden gehad om het bedrag te schenken. De rente van 8% zou daarom slechts verschuldigd zou zijn wanneer er ook het voordeel kon worden genoten van een renteaftrek en een jaarlijkse schenking van de ouders van de helft van het rentebedrag. De schoondochter beweert anders nooit akkoord te zijn gegaan met een rentepercentage van 8%, dat volgens haar wat aan de hoge kant was. Dit alles stond echter niet omschreven in de geldleningsovereenkomst.
Het hof had er hierdoor toch een andere visie op. Uit de tekst van de geldleningsovereenkomst zelf volgt namelijk niet dat de schoondochter de verschuldigde rente nooit zou hoeven te betalen. Sterker nog, de echtgenoten maakten tijdens het huwelijks maandelijks het volledige rentebedrag over aan de ouders, zonder dat daarbij eerst de schenking ervan af werd getrokken. Pas aan het einde van het jaar werd er een bedrag geschonken door de ouders ter hoogte van de helft van het rentepercentage. Ook de hoogte van de rente overtuigde het hof niet van het tegendeel. Dit zou immers niet gek zijn geweest wanneer er wordt bedacht dat er ook al een hypotheek ruste op de woning ten behoeve van de bank en de ouders zelf geen hypotheekrecht hadden gevestigd.
Kortom, de schoondochter had na de echtscheiding geen poot om op te staan. De ouders hadden de schenking immers bedoeld voor hun eigen zoon. Met name na de echtscheiding verwachtten zij gewoon van hun schoondochter dat zij zou betalen wat er op papier was afgesproken. Al blijft het natuurlijk de vraag wat er precies is afgesproken. Het is goed denkbaar dat het bij het opstellen van de geldleningsovereenkomst duidelijk was voor alle partijen dat de zoon en de schoondochter nooit daadwerkelijk iets zouden hoeven te betalen. Wanneer dit echter niet bewezen kan worden, blijft hetgeen op papier staat echter leidend. Het kan dus geen kwaad om bij het opzetten van dergelijke constructies ook de bedoeling die partijen daadwerkelijk hadden – eventueel apart – vast te leggen. Al spreekt natuurlijk voor zich dat dit advies afhankelijk is van wiens belangen je behartigt.