Een stichting sleepte de Staat der Nederlanden voor de kort-geding-rechter om te eisen dat een volledige lockdown afgekondigd wordt in Nederland en alle andersluidende besluiten ongedaan gemaakt worden.
Een stichting sleepte de Staat der Nederlanden voor de kort-geding-rechter om te eisen dat een volledige lockdown afgekondigd wordt in Nederland en alle andersluidende besluiten ongedaan gemaakt worden.
Om ons heen zien we de gevolgen van het coronavirus in het dagelijks leven. De berichten over de genomen maatregelen beslaan vele pagina´s in de media. Minder in het nieuws was een uitspraak van de rechter over de coronamaatregelen, begin april.
Een stichting sleepte de Staat der Nederlanden voor de kort-geding-rechter om te eisen dat een volledige lockdown afgekondigd wordt in Nederland en alle andersluidende besluiten ongedaan gemaakt worden.
In het publiekrecht – het gebied dat het recht tussen overheid en burger regelt – komt veel beleidsvrijheid toe aan de overheid, het bestuursorgaan. Dat merk ik in dossiers over handhaving: wanneer wel en wanneer niet? Of in dossiers over vergunningverleningen: kan het project wel of niet doorgaan? De rechter zal de beleidsvrijheid van de overheid niet gauw inperken.
In crisissituaties moeten snel besluiten genomen worden. Deze besluiten zijn vaak onderwerp van politieke discussies. Een rechter mag zich daar niet teveel mee bemoeien. Voor de kenner: denk aan de scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht in de Trias Politica van Montesqiueu. In haar besluitvorming mag de Staat afgaan op adviezen van deskundigen. In het geval van deze coronacrisis: het RIVM.
De rechter oordeelde dat de stichting die het kort geding aanspande, haar vorderingen niet voldoende heeft onderbouwd en niet heeft aangetoond dat de adviezen van het RIVM niet gevolgd konden worden. De vorderingen zijn daarom afgewezen. Er is volgens de rechter alleen plaats voor rechterlijk ingrijpen als het evident is dat de Staat onjuiste keuzes maakt en het beleid van de Staat niet meer redelijk is.
Niet alleen de landelijke regering maakt beleidskeuzes. Dit geldt ook voor lokale overheden, denk aan de noodverordeningen van de verschillende veiligheidsregio’s in Nederland. Ook aan hen komt een ruime beleidsvrijheid toe. Des te minder ruimte is er voor de rechter om het beleid inhoudelijk zwaar te toetsen. De rechter blijft dan bij wat we noemen een ‘marginale toetsing’. De rechter kijkt of het bestuursorgaan in alle redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De vraag of het een inhoudelijk juist besluit is, wordt dan meestal niet beantwoord.
Iets heel anders: ik heb al meerdere keren geschreven over de Omgevingswet. Aan het begin van dit jaar gaf ik aan dat de invoering van de Omgevingswet gepland stond voor 1 januari 2021. Inmiddels blijkt dat deze datum niet gehaald kan worden. Een van de redenen daarvoor is dat het digitale stelsel, het belangrijkste onderdeel van de nieuwe wet, nog niet voldoende ontwikkeld is. Daarnaast gooit ook het coronavirus roet in het eten. De inwerkingtreding wordt vooruitgeschoven naar een nog onbekende datum.