Jaco van den Brink


Afgelopen jaar plaatste de Gemeente Amsterdam een tender voor de nieuwbouw voor de Amsterdam International Community School. In de Nota van Inlichtingen werd melding gemaakt van een ‘plafondbedrag’ waarvoor de inschrijvers konden inschrijven.

Eén inschrijver stelde daarop de vraag wat het gevolg zou zijn van een overschrijding van dit ‘plafondbedrag’? Daarop kwam een onduidelijk antwoord van de gemeente.

Toen inschrijver met een hoger bedrag inschreef, werd zij vervolgens uitgesloten. Dit leidde tot een kort geding: volgens de inschrijver was dit geen geldige reden voor uitsluiting omdat het niet in de stukken was aangekondigd. De Gemeente betoogde: de term ‘plafondbedrag’ is als zodanig al duidelijk genoeg en houdt vanzelfsprekend in dat overschrijdingen tot uitsluiting leiden. Het onduidelijke antwoord in de laatste Nota van Inlichtingen was een foutieve plaatsing van het antwoord op en andere vraag, aldus de gemeente.

De voorzieningenrechter oordeelde: deze onduidelijkheden in de Nota’s van Inlichtingen komen voor rekening van de gemeente. De gunningsbeslissing was onrechtmatig. Weliswaar is het uitgangspunt dat een inschrijver bij onduidelijkheden pro-actief vragen moet blijven stellen, er “zijn echter grenzen aan de verwarring die een aanbesteder met foute antwoorden mag zaaien”.

De voor deze inschrijver ongunstige gunningsbeslissing werd dus ingetrokken. Of de inschrijver hiermee gekregen heeft wat hij wilde, is echter de vraag. De rechter stelde ook vast dat nu geen herbeoordeling van de inschrijvingen kon plaatsvinden, omdat gebleken was dat de twee inschrijvers van een essentieel verschillende uitleg van de stukken waren uitgegaan.

Lees meer:

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises