In samenlevingscontracten kunnen allerlei onderwerpen geregeld worden. Een belangrijk onderwerp dat hierin geregeld kan worden, is het verblijvingsbeding.
In samenlevingscontracten kunnen allerlei onderwerpen geregeld worden. Een belangrijk onderwerp dat hierin geregeld kan worden, is het verblijvingsbeding.
In samenlevingscontracten kunnen allerlei onderwerpen geregeld worden. Een belangrijk onderwerp dat hierin geregeld kan worden, is het verblijvingsbeding. Dat houdt kort gezegd in dat gemeenschappelijke bezittingen van de partners, zoals bijvoorbeeld de woning, bij de andere partner terecht komen als een van de partners komt te overlijden. Dat betekent echter nog niet dat de langstlevende partner automatisch eigenaar van de betreffende goederen wordt. De goederen moeten namelijk nog wel aan de achterblijvende partner worden geleverd.
In het erfrecht kan een verblijvingsbeding voor veel discussie zorgen. Zo kunnen erfgenamen zich verzetten tegen de levering van de betreffende goederen. Ook kunnen zij hun erfdeel bij de achterblijvende partner komen opeisen als het verblijvingsbeding voor hen roet in het eten gooit.
In een recente zaak (die al bijna 15 jaar sleepte!) bij de rechtbank Midden-Nederland, was het verblijvingsbeding ook onderdeel van discussie. Meer specifiek ging het om de vraag of de achterblijvende partner volledig eigenaar was geworden van de gemeenschappelijke woning of dat de het aandeel van de erflater in de woning onderdeel uitmaakte van de erfenis. Belangrijk daarbij is dat de achterblijvende partner in deze kwestie de erfenis beneficiair heeft aanvaard. Dat betekent dat de nalatenschap een afgescheiden vermogen is geworden.
De erflater in kwestie had een schuld bij zijn twee kinderen die bij zijn overleden nog openstond. De kinderen stellen zich op het standpunt dat het huis, dus ondanks het verblijvingsbeding, onderdeel uitmaakt van de nalatenschap. Zij willen het huis te gelde maken en dus verkopen, zodat uit de verkoopopbrengst van de woning hun vorderingen voldaan kunnen worden. De achterblijvende partner beroept zich op het verblijvingsbeding en stelt zich op het standpunt dat het huis daarom volledig aan haar toebehoort en niet in de nalatenschap valt.
De rechtbank oordeelt dat voor de uitvoering van het verblijvingsbeding een geldige levering is vereist van het aandeel van de erflater in de woning. Dat is niet gebeurd. Daarnaast heeft de achterblijvende partner de erfenis beneficiair aanvaard. De erfenis is daardoor een afgescheiden vermogen gaan vormen, waarin dus ook de helft van het huis valt. Bij de vereffening van dit afgescheiden vermogen moeten onder meer schulden van de erflater worden voldaan.
De achtergebleven partner trekt hier zodoende aan het kortste eind, maar toch verliest de rechtbank haar positie niet uit het oog. De rechtbank stelt dat het wel erg ingrijpend voor de achterblijvende partner is dat de woning middels een machtiging verkocht zou moeten worden. De rechtbank stelt haar daarom in de gelegenheid om een andere constructieve oplossing voor te stellen aan de kinderen. Voorwaarde daarbij is uiteraard wel dat de kinderen krijgen waar zij recht op hebben.
Het doel van een verblijvingsbeding zal vaak zijn dat partners elkaar na het overlijden zo goed mogelijk achter willen laten. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is om goed van de bijbehorende haken en ogen op de hoogte te zijn. Deze uitspraak laat er in ieder geval geen twijfel over bestaan dat de achterblijvende partner niet stil moet zitten om gebruik van het verblijvingsbeding te kunnen maken.