Anje Slootweg
Anje Slootweg
Vorig jaar had Rechtbank Amsterdam te oordelen over vrij bizarre situatie. De zaak ging over een man en een vrouw. Ze waren van januari 1991 tot oktober 1993 getrouwd geweest. Ze hebben nooit met elkaar samengewoond. Volgens de man zijn zij destijds alleen met elkaar getrouwd om ervoor te zorgen dat de man de Nederlandse nationaliteit kreeg. Vast staat dat er nooit een werkelijke affectieve relatie tussen hen is geweest.
Inmiddels is dit ‘echtpaar’ bijna twintig jaar geleden gescheiden en dient de vrouw, tot stomme verbazing en paniek van de man, een verdelingsverzoek in bij de rechtbank. Meneer had nog een prachtig lapje grond in Suriname, dat hij tijdens het huwelijk ook bezat. Die was destijds in de gemeenschap van goederen gevallen, dus de vrouw zei: ‘doe mij maar de helft van dat prachtige stukje Surinaamse bodem’. Gevoelsmatig denken we dan: dat moet niet kunnen. Met zo’n verzoek kun je niet nog eens twintig jaar later aan komen.
Toch ligt dat op grond van de wet helemaal niet zo voor de hand. Verdeling van een gemeenschap van goederen kan altijd gevorderd worden. Deze vordering verjaart niet. Dus in principe kan mevrouw gewoon alsnog haar helft komen ophalen.
De uitspraak lezend, kun je eigenlijk niet anders constateren dan dat de rechtbank zich in allerlei bochten wringt om deze vordering toch niet te hoeven toe wijzen. Kennelijk heeft ook de rechtbank gedacht: ‘dit kan niet waar zijn. Laten we een oplossing bedenken, zodat die arme man zijn lapje grond kan behouden.’
Juridisch wordt dan een creatieve route gekozen, die volledig is gebaseerd op het verhaal van meneer. Meneer zegt namelijk het volgende. ‘We hebben destijds wel degelijk verdeeld. Naast het lapje grond, had ik ook een enorm pakket aan schulden meegebracht uit Suriname. Daarom hebben we afgesproken dat ik alles zou houden: het Surinaamse perceel, maar ook mijn schulden. Per saldo zouden we met gesloten beurzen afwikkelen. Dit is ook opgeschreven en getekend bij onze toenmalige advocaat, mr Gahar. Helaas is deze advocaat inmiddels met pensioen en heeft hij een zeer zwakke gezondheid. Ik kan hem daarom niet meer als getuige oproepen. Ook heeft hij zijn dossiers in verband met zijn pensioen vernietigd, dus de verklaring kan ik ook niet meer overleggen. Door zolang te wachten met haar vordering, ben ik enorm benadeeld. Zaken die ik in het verleden had kunnen bewijzen, kan ik nu niet meer bewijzen.’
Hoewel de man van dit verhaal geen splintertje bewijs inbrengt, gaat de rechtbank hier volledig in mee. De rechtbank vindt dat mevrouw geen duidelijke argumenten heeft voor het feit dat zij bijna 20 jaar heeft stil gezeten. Door dit stil zitten, heeft zij meneer in ernstige mate benadeeld. Om deze reden vindt de rechtbank het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als mevrouw haar recht op verdeling alsnog geldend zou kunnen maken. Daarom slaagt het beroep van meneer op rechtsverwerking (een juridische term voor: je hebt je rechten inmiddels verspeeld). Normaal is voor een beroep op rechtsverwerking het enkele ‘stilgezeten hebben’ onvoldoende. Maar in dit geval ziet de rechtbank dit anders, met een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Al met al een interessante zaak. Juridisch staat meneer er niet zo sterk voor, maar via een creatieve redenering van de rechtbank wordt hij toch in het gelijk gesteld. Het zou interessant zijn om te weten of deze uitspraak een hoger beroep zou overleven. Dat is nog maar de vraag. Verdeling kan immers altijd gevorderd worden en op basis van vaste rechtspraak leidt het enkele stilzitten nog niet tot rechtsverwerking.
Dit neemt niet weg dat we op basis van ons gezond verstand het oordeel van de rechtbank heel goed kunnen volgen. Er valt veel voor te zeggen dat mevrouw echt eerder aan de bel had moeten trekken en niet pas 20 jaar na scheiding!