Natasja Barské-Gelling
Een ouder heeft recht op diverse toeslagen en heffingskortingen. Na een scheiding komt hier vaak verandering in. Veelal komt de verzorgende ouder dan voor hogere toeslagen en heffingskortingen in aanmerking.
Natasja Barské-Gelling
Een ouder heeft recht op diverse toeslagen en heffingskortingen. Na een scheiding komt hier vaak verandering in. Veelal komt de verzorgende ouder dan voor hogere toeslagen en heffingskortingen in aanmerking.
Een ouder heeft recht op diverse toeslagen en heffingskortingen. Na een scheiding komt hier vaak verandering in. Veelal komt de verzorgende ouder dan voor hogere toeslagen en heffingskortingen in aanmerking. In dit artikel maak ik een opsomming van de meest relevante voorzieningen in dat kader. Daarbij sta ik met name stil bij de situatie dat sprake is van een co-ouderschapsregeling.
Het uitgangspunt is dat de ouder bij wie het kind in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven recht heeft op kinderbijslag. Als sprake is van co-ouderschap, dan mogen ouders samen afspreken hoe de betaling van de kinderbijslag tussen hen beide wordt verdeeld. Er is volgens de definitie van de sociale verzekeringsbank sprake van co-ouderschap als:
ouders samen hun kind opvoeden en verzorgen;
het kind om beurten, ongeveer even vaak, bij beide ouders verblijft;
de ouders samen de kosten voor de kinderen betalen, waarbij ieder ongeveer evenveel betaalt;
de afspraken in een overeenkomst staan die beide ouders hebben ondertekend. Dit laatste kan ook een uitspraak van de rechter zijn.
De belastingdienst hanteert een andere definitie als het gaat om co-ouderschap. De belastingdienst geeft aan dat ouders co-ouder zijn in de volgende gevallen:
Het kind woont ten minste drie hele dagen bij de ene ouder en ten minste drie hele dagen per week bij de andere ouder. Om na te gaan of een ouder hieraan voldoet hoeft die ouder de dagen van de week niet vanaf maandag te tellen;
Het kind woont om en om één week bij de ene week bij de ene ouder en één week bij de andere ouder.
In het navolgende zal ingegaan worden op een aantal heffingskortingen en toeslagen.
Om in aanmerking te komen voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
het kind is op 1 januari jonger dan twaalf jaar;
het kind staat ten minste zes maanden in één kalenderjaar bij de gemeente ingeschreven op het woonadres van de verzorgende ouder;
het arbeidsinkomen moet hoger zijn dan een vastgesteld bedrag;
de betreffende ouder heeft geen of minder dan zes maanden een fiscale partner gehad of heeft langer dan zes maanden een fiscale partner en heeft een lager arbeidsinkomen dan de fiscale partner.
Als sprake is van co-ouderschap dan kunnen beide ouders aanspraak maken op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, mits voor het overige aan voornoemde voorwaarden is voldaan. Daarbij geldt sinds 1 januari 2021 voor dit onderdeel een iets andere definitie van co-ouderschap. Hierbij geldt dat iemand co-ouder is als het kind in een herhalend ritme in totaal minimaal 156 dagen per kalenderjaar bij elke ouder is. Hiervoor kunnen ook dagdelen bij elkaar worden opgeteld. Dit komt bijvoorbeeld neer op drie dagen per week. Ook als bijvoorbeeld het kind in week één twee dagen bij de ene ouder woont en vijf dagen bij de andere ouder en in week twee vier dagen bij de ene ouder en drie dagen bij de andere ouder, is voldaan aan de eis dat de dagelijkse opvang en opvoeding van het kind ongeveer gelijk verdeeld is tussen de partners. Dit komt namelijk gemiddeld over twee weken neer op drie dagen bij de ene ouder en vier dagen bij de andere ouder.
Indien sprake is van co-ouderschap kunnen beide ouders kinderopvangtoeslag aanvragen. Deze toeslag kan aangevraagd worden voor de opvanguren die de betreffende ouder zelf betaalt. Daarbij maakt het niet uit op wiens adres het kind staat ingeschreven. Als beide ouders een deel van de opvangkosten betalen dan kan ieder voor diens eigen aandeel toeslag krijgen. Samen kunnen zij voor ten hoogste € 230,- per kind per maand toeslag ontvangen.
In geval van co-ouderschap kunnen beide ouders de kinderen laten meetellen als medebewoner, waardoor zij mogelijk meer huurtoeslag kunnen ontvangen. Ook daarbij geldt dat het niet uitmaakt op wiens adres het kind staat ingeschreven. In dat geval geldt wel dat het inkomen van het betreffende kind meetelt in beide huishoudens. Als een thuiswonend kind jonger is dan 23 jaar, dan telt zijn of haar inkomen mee minus € 5.044,- (anno 2021).
De ouder die de kinderbijslag heeft aangevraagd bij de SVB (Sociale Verzekeringsbank), is ook degene die aanspraak kan maken op kindgebonden budget. Als er meerdere kinderen zijn dan kunnen ouders ervoor kiezen om op ieder adres een kind in te laten schrijven. In dat geval komt de ene ouder voor het ene kind en de andere ouder voor het andere kind in aanmerking voor kindgebonden budget. Daarbij wordt gekeken naar het inkomen van de ouder waar de kinderen staan ingeschreven.
Dit betekent dus dat voor wat betreft het kindgebonden budget nadrukkelijk gekeken wordt naar de vraag op welk adres het kind staat ingeschreven. Voor alle andere “kind”regelingen (zoals inkomensafhankelijke combinatiekorting, kinderopvangtoeslag en huurtoeslag) is dat anders. Daar geldt dat als sprake is van co-ouderschap en als aan de overige voorwaarden is voldaan, ieder van de ouders aanspraak kan maken op de betreffende regeling.