Anje Slootweg
Als een echtpaar in gemeenschap van goederen is gehuwd, is de vraag 'Wie betaalt de rekening-courantschuld bij echtscheiding' vrij eenvoudig te beantwoorden. Alle positieve en negatieve vermogensbestanddelen gaan door de helft. De partner van de ondernemer krijgt de helft van de waarde van de aandelen in de BV, maar ook de schuld aan de BV wordt voor de helft met haar verrekend. Bij huwelijkse voorwaarden ligt dit echter vaak complexer, reden om op deze kwestie eens nader op in te zoomen in dit artikel.
Inhoud huwelijkse voorwaarden
Huwelijke voorwaarden zijn bij vrijwel ieder echtpaar weer anders. Op hoofdlijnen hebben we meestal te maken met één van de volgende twee varianten:
Het finaal verrekenbeding. Dit betekent dat we aan het einde van het huwelijk met elkaar afrekenen alsof we in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Wel is regelmatig overeengekomen dat zaken buiten de verrekening blijven, zoals erfenissen/schenkingen, maar regelmatig ook het bedrijfsvermogen.
Het periodiek verrekenbeding. Dit houdt in dat we verplicht zijn aan het eind van ieder jaar met elkaar te verrekenen wat er dat jaar van het inkomen is gespaard. In de praktijk wordt dit wel regelmatig overeengekomen, maar vervolgens niet gedaan, of niet volledig. In de wet is bepaald dat in dat geval uitgangspunt is dat alles wat er is, gezamenlijk is gespaard, tenzij een echtgenoot kan aantonen dat bepaald vermogen niet uit inkomen afkomstig is, maar bijvoorbeeld uit schenking of erfenis.
Terug naar 1: finaal verrekenbeding
Stel nu dat een echtpaar een finaal verrekenbeding is overeengekomen, waarin staat dat bedrijfsvermogen buiten de verrekening blijft. Dan zal de ondernemer stellen dat de rekening-courant schuld wél gezamenlijk moet worden gedragen. Immers: we zouden afrekenen alsof we in gemeenschap van goederen waren gehuwd, dus ook schulden komen voor rekening van beide partijen. De ondernemersvrouw zal dit echter een onbillijke uitkomst vinden. Ze krijgt niets uit de zaak, alleen een schuld. Of dit ook echt onbillijk is, hangt af van de wijze waarop de schuld is ontstaan. Heeft de ondernemer hier feest van gevierd, terwijl zijn vrouw op een houtje beet? Of zijn er kosten van de huishouding van bestreden en heeft de ondernemersvrouw hier dus van meegeprofiteerd? In het tweede geval is het minder onredelijk als deze schuld gezamenlijk moet worden gedragen, dan het lijkt.
Terug naar 2: het periodiek verrekenbeding
Ingeval van een periodiek verrekenbeding ziet de discussie er net wat anders uit. Als de onderneming is opgebouwd tijdens het huwelijk, vanuit gezamenlijk geld, zal vaak de volledige waarde van de onderneming in de verrekening moeten worden betrokken. Schulden daarentegen worden niet verrekend: de verplichting om te verrekenen ziet immers alleen op datgene wat is opgespaard van uit inkomen. Daarbuiten is het ieder voor zich. Hier kan dus heel gemakkelijk de spiegelbeeldige situatie ontstaan als hiervoor beschreven. De ondernemer moet de waarde van zijn aandelen verrekenen met zijn partner, maar de schuld blijft volledig op zijn schouders rusten.
Rekening-courantschuld ontstaan door voldoen kosten huishouding
Over deze laatste situatie is de laatste tijd regelmatig rechtspraak verschenen. Uit die rechtspraak blijkt dat de ondernemer dan kan stellen dat de rekening-courantschuld moeten worden verrekend met zijn partner, als hij aannemelijk maakt dat deze schuld is ontstaan doordat geld van de BV is geleend, waarmee kosten huishouding (van de gasrekening tot de vakantie naar Afrika) zijn bekostigd. Kosten van huishouding moeten immers op grond van de huwelijkse voorwaarden naar rato van inkomen worden bestreden. Daarmee kan in strijd zijn dat een schuld bij de BV voor deze kosten volledig op de schouders van de ondernemer blijft rusten.
Voetangels en klemmen
Heel eenvoudig is deze route echter niet. De ondernemer zal de volgende hobbels moeten nemen:
De man moet kunnen aantonen dat de rekening-courantschuld is ontstaan met kosten van de huishouding. Dat is vaak niet eenvoudig.
De man moet kunnen aantonen dat, wanneer hij deze schuld volledig voor zijn rekening zou nemen, dit ertoe zou leiden dat hij een groter deel van de kosten van de huishouding heeft voldaan dan de vrouw. Daarvoor is nodig dat hij de totale kosten in een bepaald jaar inzichtelijk kan maken en eveneens inzichtelijk kan maken wie welk deel van deze kosten heeft voldaan. Vaak is dit lastig. Alleen wanneer vast komt te staan dat de inkomens en vermogens van beide partijen niet toereikend waren, is te verdedigen dat een daardoor gemaakte schuld voor ieder van partijen voor de helft komt (zie Hoge Raad 8 juli 2016). Maar vaak ligt het niet zo eenvoudig.
Op een vordering vanwege kosten huishouding zit vrijwel altijd een vervalbeding. Dit houdt in dat een vordering op de andere partner tot terugbetaling van teveel betaalde kosten in een bepaald kalenderjaar, binnen een halfjaar na het verstrijken van het betreffende kalenderjaar, moet worden ingesteld. Tijdens het huwelijk wordt dit niet gedaan, dus bij echtscheiding kunnen dan vaak hooguit nog teveel betaalde kosten huishouding over het laatste kalenderjaar worden teruggevorderd.
Hoe dan de ondernemer adviseren?
Een ondernemer met een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding doet er goed aan om de rekening-courantschuld tot een minimum te beperken, om zo te voorkomen dat hij daar straks is het kader van scheiding alleen voor opdraait. In feite geldt dit bij een finaal verrekenbeding eveneens. Dan is de schuld vaak eerder nadelig voor de partner van de ondernemer dan voor de ondernemer zelf, maar ook dan kan het een flink punt van discussie opleveren, die de afwikkeling van de scheiding bemoeilijkt. En onnodige hobbels bij de afwikkeling van de echtscheiding druisen in in tegen het belang van beide partijen en van kinderen, als die er zijn.
Deze blog is onderdeel van de kwartaalnieuwsbrief 'Echtscheiding & Ondernemers'. Deze nieuwsbrief ook ontvangen? Schrijf u hier in.