Het CBS berekende dat het aantal zelfdodingen onder jongeren van 10 tot 20 jaar toenam van 48 in 2016 tot 81 in 2017. Binnen deze groep betreft het voornamelijk oudere tieners. De cijfers van het CBS zijn niet voorzien van een verklaring. De NRC vraagt zich hardop af of er een verband is tussen de ‘sores in de jeugdzorg en meer suïcide’. Tot een duidelijk antwoord komt het niet, wel zien de door de krant bevraagde kinder- en jeugdpsychiaters meer suïcidale jongeren in hun praktijk en lijkt er in crisissituaties een grotere onduidelijkheid te zijn dan vóór de Jeugdwet.
Een paar dagen nadat de cijfers van het CBS werden gepresenteerd, verscheen een Casusonderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd over de suïcide van 1 van die 81 zelfdodingen onder jongeren in 2017. Het betrof een 16-jarige jongen die in een gesloten instelling verbleef.
De conclusie van de Inspectie is pittig:
'De inspecties zijn van oordeel dat het jeugdhulpveld in deze casus onvoldoende gezorgd heeft voor passende hulp en behandeling van de problematiek van deze jeugdige. Het jeugdhulpveld als geheel dient de verantwoordelijkheid te nemen voor het organiseren van passende hulp aan alle jeugdigen, ook aan hen voor wie het standaard aanbod niet passend is. De inspecties concluderen dat dit in deze casus onvoldoende is gebeurd.'
De achtergrond van deze jongen
De jongen om wie het gaat, kampte met meervoudige complexe problematiek. Vanaf 7-jarige leeftijd is hij meerdere keren in een behandelgroep opgenomen en vanaf zijn elfde jaar is hij voornamelijk doorgeplaatst van de ene naar de ander gesloten instelling. Bij gebrek aan passende hulpverlening is de jongen vanaf maart 2017 geplaatst op een gesloten plek bij SJSJ Icarus, in afwachting van een jeugdstrafrechtzitting. Tijdens de zitting in mei 2017 werden door deskundigen tegenstrijdige adviezen gegeven, waarop de zitting werd uitgesteld naar eind juli 2017. Half mei 2017 heeft de jongen zelfmoord gepleegd.
Over de hulpverleners in de gesloten instelling zeggen de inspecties het volgende:
De direct betrokken hulpverleners en de afzonderlijke disciplines hebben vanuit zorg en aandacht gehandeld en de jeugdige steeds ondersteuning geboden.
Op organisatieniveau is op een aantal onderdelen verbetering nodig en mogelijk.
De inspecties vinden dat bij deze jeugdige met complexe meervoudige problematiek de behandeling eerder gestart had moeten worden. Niet alleen door het op tijd maken van een behandelplan, maar ook door het zo vroeg mogelijk inzetten van gerichte behandeling voor de jeugdige. Dit betreft vooral de behandeling van de (verslavings)problematiek. Er was wel een indicatie afgegeven voor individuele therapie maar in verband met wachttijden bij de therapeuten van SJSJ Icarus was deze therapie nog niet gestart.
Regionale expertteams
Wanneer u zelf hulpverlener bent, kunt u zich de wanhoop van de betrokken hulpverleners voorstellen: dat het op geen enkele manier lukt om een passende plek voor deze jongen te vinden. Waar is er plek voor deze jongere? Wie gaat erover? Wie moeten we bellen?
Met nadruk spreken de inspecties het jeugdhulpveld als geheel aan. Voorkomen moet worden dat het aan passende hulp ontbreekt:
Dit kan alleen door samenwerking, overleg en een gezamenlijk vormgegeven verantwoordelijkheid voor de betreffende jeugdige en zijn gezin. Er worden (boven)regionale expertteams ingericht. Deze expertteams kunnen een bindend advies uitbrengen in casussen waarin passende hulp ontbreekt. De ketensamenwerking zal hierdoor versterken. De inspecties verwachten dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders, waaronder ook jeugd-ggz en verslavingszorg, hun krachten bundelen zodat ook de jeugdigen met complexe meervoudige problematiek passende hulp krijgen.
Het kinderrecht op passende zorg
Het valt voor veel gemeenten vaak niet mee om een passende plek voor een jongere met een complexe zorgvraag te vinden. Ook in onze praktijk zien wij dit. Het inspectieonderzoek toont evenwel aan dat de Nederlandse lat voor kwaliteit van zorg hoogt ligt. Niet alleen jongeren en hun familieleden mogen hoge eisen stellen aan passende zorg, dit geldt ook voor hulpverleners. Van jezelf en van collega-hulpverleners (of het nu laagdrempelige of specialistische zorg is) mag je volharding verwachten om ook juist in de lastige casussen met gezinnen en jongeren te blijven optrekken.
Wat de Inspecties van het jeugdhulpveld vragen, gaat ver. Toch getuigt het mijns inziens van een juiste taakopvatting, we moeten immers zuinig zijn op dat wat het meest kwetsbaar is (zie het rechtens afdwingbare artikel 3 lid 2 van het VN-Kinderrechtenverdrag: De staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn).
Deze blog is geschreven voor de kwartaalnieuwsbrief 'Echtscheiding & Hulpverleners'. Maria de Jong is advocaat familierecht en jeugdrecht. Ze treedt op bij echtscheiding en heeft veelvuldig contact met hulpverleners in het sociale domein.