Cornelis Klepper
In de praktijk zien we vaak dat franchisenemers bij beëindiging van de franchiserelatie tegen het (non)-concurrentiebeding aanlopen. Dat beding vormt dan een behoorlijke beperking op de toekomstplannen. Daarom proberen franchisenemers regelmatig het concurrentiebeding te omzeilen. Het is echter oppassen geblazen, want in strijd met het beding handelen is onrechtmatig.
Zaak tussen Bruna en ex-franchisenemer
Recent heeft het gerechtshof in Arnhem zich over zo’n zaak gebogen. Het was een kort geding, aangespannen door Bruna. Een ex-franchisenemer van Bruna, die voorheen zelf een pand huurde, ging een deel van de winkelruimte huren van The Read Shop. Tegelijk ging de ondernemer zijn personeel uitlenen aan The Read Shop. Bruna was daar niet zo blij mee en stapte naar de rechter. Volgens Bruna handelde de ex-franchisenemer in strijd met de overeenkomst, waarin stond dat hij tot één jaar na het einde van de franchise niet betrokken mocht zijn bij een concurrerende organisatie. De ondernemer stelde dat hij niet betrokken was bij The Read Shop. De rechter moest toen bepalen hoe het woord betrokken moet worden uitgelegd in een franchiserelatie.
De voorzieningenrechter geeft de ondernemer gelijk
De voorzieningenrechter in eerste aanleg stelde de ondernemer in het gelijk: volgens hem was geen sprake van betrokkenheid bij The Read Shop door de ex-franchisenemer. Volgens de voorzieningenrechter ziet die betrokkenheid alleen op de exploitatie van een concurrent, en daarvan was geen sprake.
Het gerechtshof geeft Bruna gelijk
Bruna liet het er niet bij zitten, en stelde hoger beroep in kort geding in. Volgens Bruna moest het begrip betrokkenheid veel breder worden uitgelegd. Volgens Bruna mocht de ondernemer geen enkele band met The Read Shop hebben. Dat de ex-franchisenemer zijn personeel gedurende een jaar aan The Read Shop uitleende en de huurrechten afstond aan The Read Shop, kon dus volgens Bruna niet. Het gerechtshof gaat mee in de redenering van Bruna, en verbiedt de ondernemer nog langer de franchiseovereenkomst te overtreden.
Wat leren we hiervan?
Bij het aangaan van een overeenkomst wordt vaak gedacht dat men het eens is over de inhoud daarvan. Toch blijkt achteraf vaak dat sommige bepalingen voor discussie kunnen zorgen. In dat geval komt het er vaak op neer dat de rechter de overeenkomst moet uitleggen. In de rechtspraak komt daarbij telkens naar voren, ook in deze zaak, dat de tekst van de overeenkomst niet per se doorslaggevend is. Zeker zo belangrijk is de vraag wat partijen over en weer mochten verwachten bij het sluiten van de overeenkomst. In deze zaak overwoog het gerechtshof dat de franchisenemer, die een commerciële relatie aanging met Bruna, had moeten beseffen dat een franchiseformule alleen kan worden geëxploiteerd als de know how, identiteit en reputatie van de formule kunnen worden beschermd. Het hof neemt aan dat het concurrentiebeding daarom is opgenomen, en concludeert dat het daarom ruim moet worden uitgelegd. Daarom was bijvoorbeeld ook het uitlenen van personeel onrechtmatig, ook al stond dat niet letterlijk in het contract.
Kortom: houd er rekening mee dat de letterlijke tekst van uw (franchise)contract niet altijd bepalend is voor de uitleg daarvan. De redelijke verwachtingen en bedoelingen van partijen bij die tekst tellen ook zeker mee.