Een ondernemer is niet alleen verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn werknemers, maar ook voor die van door hem ingehuurde zzp’ers, zo bepaalde de Hoge Raad op 23 maart 2012 op basis van art. 7:658 lid 4 BW. In de uitspraak van 17 juli 2013 deed de Rechtbank Utrecht hier nog een schepje bovenop.

Letselschade van zzp'er: praktijkvoorbeeld

Het ging in die zaak om het volgende. Pieter werkt als zzp’er in het voegersbedrijf van zijn ouders. Op een zondagavond in 2009 rijdt hij in een bedrijfsauto als hem een ernstig eenzijdig ongeval overkomt. Hij lijdt daardoor letselschade en stelt het voegersbedrijf daarvoor aansprakelijk. De AVB-polis loopt bij Reaal.

Reaal weigert aansprakelijkheid te erkennen. Pieter start daarom een zogenaamde deelgeschilprocedure bij de Rechtbank Midden-Nederland en verzoekt de rechtbank te bepalen dat Reaal als verzekeraar van het voegersbedrijf aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en dus de door hem geleden schade dient te vergoeden.

Beroep op 'goed werkgeverschap'

Pieter  vindt dat hij als zzp’er bescherming geniet op grond van art. 7:611 BW (goed werkgeverschap). De Hoge Raad heeft namelijk bepaald dat goed werkgeverschap met zich meebrengt dat de werkgever ook zorg hoort te dragen voor een behoorlijke verzekering van het risico op verkeersongevallen, zodra het voor het werk nodig is om aan het verkeer deel te nemen. Wanneer die verzekering ontbreekt, kan de werkgever verplicht zijn om de schade – het ontbreken van een verzekeringsuitkering – te vergoeden die een werknemer ten gevolge van een verkeersongeval lijdt.

Pieter vindt dat deze regeling ook op hem als zzp’er van toepassing moet zijn. Hij verwijst in dat verband naar de verruimde verantwoordelijkheid van ondernemers voor zzp’ers op basis van art. 7:658 lid 4 BW (bedrijfsongevallen op de werkvloer). De rechtbank is het niet met hem eens. Het principe van goed werkgeverschap is uitsluitend voor de verhouding werkgever/werknemer bedoeld.

Redelijkheid en billijkheid

De rechtbank komt Pieter echter tegemoet door te stellen dat art. 7:611 BW eigenlijk een uitwerking is van het algemene principe van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW), maar dan toegespitst op de arbeidsovereenkomst. Op basis van redelijkheid en billijkheid kan aansprakelijkheid van het voegersbedrijf voor Pieters schade worden aangenomen. Er moet dan wel gekeken worden naar de omstandigheden van het geval. Volgens de rechtbank is onder meer van belang of Pieter bij uitvoering van de opdracht de keuze had om de werkzaamheden in zijn eigen auto (die mogelijk wel goed verzekerd was) of in een bedrijfsauto uit te voeren. Ook is van belang of hij wist dat de bedrijfsauto niet adequaat verzekerd was.

De rechtbank velt over dit specifieke geval geen oordeel, omdat de deelgeschilprocedure niet geschikt is voor een nader onderzoek naar de genoemde omstandigheden. Toch is deze uitspraak van belang voor de rechtspraktijk. Onder omstandigheden kunnen zzp’ers hun opdrachtgevers aansprakelijk stellen voor de schade die zij lijden door verkeersongevallen. Anderzijds staat deze uitspraak op dit moment nog op zichzelf en is er geen bevestiging van de Hoge Raad. Er zal dus nog enige tijd onduidelijkheid bestaan over de schadevergoedingsverplichting van opdrachtgevers voor zzp’ers als het gaat om verkeersongevallen.

Bent u op zoek naar een advocaat omdat u te maken hebt met letselschade? Onze specialisten staan u graag vrijblijvend te woord.

Deel dit artikel

Expertises