Cornelis Klepper
Cornelis Klepper
In zeker de helft van de bouwdossiers die wij behandelen, speelt (de betaling van) meerwerk een rol. Ook uit de jurisprudentie van rechtbanken en de Raad van Arbitrage blijkt dat meerwerk zeer regelmatig zorgt voor discussies. De aannemer kan niet altijd even makkelijk bewijzen dat overeenstemming is bereikt over (de kosten van) meerwerk, bijvoorbeeld als dit mondeling is besproken. Vastleggen van de afspraken is dus cruciaal. Dat blijkt ook wel uit het volgende praktijkvoorbeeld.
Een optiekwinkel te Zoetermeer schakelde voor de inrichting van de winkel de hulp in van een projectinrichter. Partijen kwamen een aanneemsom van ongeveer € 170.000,- overeen. Tijdens de uitvoering van het project verzocht de opdrachtgever echter om diverse wijzigingen en toevoegingen. Na afloop maakt de projectinrichter aanspraak op ongeveer € 59.000,- als vergoeding van meerwerk.
De optiekwinkel weigert de meerwerkfacturen te voldoen. Volgens de optiekwinkel is niet duidelijk op welke punten exact is afgeweken van het overeengekomen werk. Bovendien wordt betwist dat de projectinrichter hen heeft geïnformeerd over de prijsverhogingen van de (gestelde) afwijkingen. De projectinrichter laat het daar echter niet bij zitten, en start een procedure. In die procedure wijst de projectinrichter op allerlei communicatie m.b.t. het meerwerk. Verder wijst de projectinrichter op de bouwoverleggen waarin toestemming is gegeven voor het meerwerk. De optiekwinkel kwam volgens de aannemer telkens met nieuwe wensen en de aannemer heeft er steeds op gewezen dat dit leidde tot meerkosten.
De rechtbank start met de theorie: toevoegingen of veranderingen in het opgedragen werk, waarmee de opdrachtgever heeft ingestemd, geven de aannemer niet zonder meer recht op prijsverhoging. Daarvoor is vereist dat de opdrachtgever er tijdig van op de hoogte is gesteld dat deze toevoegingen of veranderingen zullen leiden tot een hogere prijs (art. 7:755 BW). De gedachte achter deze bepaling is dat de opdrachtgever de gelegenheid krijgt te beslissen of hij het meerwerk ondanks de hogere prijs aan de aannemer wil opdragen. De waarschuwingsplicht van de aannemer geldt niet als de opdrachtgever de prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Of dat het geval is, hangt voornamelijk af van de deskundigheid van de opdrachtgever. (Zie ook deze eerdere blog over meerwerk
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de optiekwinkel een overzicht van overeengekomen werkzaamheden en meerwerk heeft ontvangen van de aannemer. De meerwerkposten zijn daarop niet betwist, de hoogte daarvan evenmin. Sterker nog: de optiekwinkel heeft de meerwerkkosten zonder voorbehoud voldaan. Op grond daarvan komt de rechtbank tot het oordeel dat dit meerwerk is overeengekomen.
De meerwerkposten die niet in de betreffende e-mail waren genoemd, worden door de rechtbank stuk voor stuk behandeld. Sommige posten worden afgewezen omdat die werkzaamheden tot het overeengekomen werk behoorden. Andere posten worden toegewezen, bijvoorbeeld waar de aannemer heeft gewezen op de noodzaak van extra spots. Volgens de rechtbank had de optiekwinkel moeten begrijpen dat extra spots ook extra kosten betekende. Ook worden meerwerkposten toegewezen vanwege WhatsApp-berichten waarin de aannemer informeert over de kosten. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het meerwerk tot een bedrag van ruim € 52.000,- wordt toegewezen.
Om aanspraak te kunnen maken op de vergoeding van meerwerk is het cruciaal de afspraken daarover vast te leggen. Op welke manier die afspraken worden vastgelegd, is minder van belang. Ook WhatsApp-berichten voldoen. Mondelinge afspraken kunnen prima achteraf bevestigd worden. In de praktijk wordt vaak gewerkt met meer- en minderwerkstaten die bijvoorbeeld wekelijks worden afgetekend door de opdrachtgever. Op die manier kunnen discussies over de vergoeding van meerwerk behoorlijk worden beperkt.
Voldoet uw opdrachtgever de meerwerkfactuur niet? Neem contact op met een van onze specialisten!