Blog
Het nieuwe curriculum van het onderwijs is volop in ontwikkeling. Met veel mensen wordt aan het project curriculum.nu gewerkt. In oktober zijn voorstellen voor de verschillende leergebieden met de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media gedeeld. Recent heeft de Minister daarop in een brief een reactie namens het kabinet gegeven.
In deze bijdrage ga ik in vogelvlucht door de brief. De brief bevat stappen die genomen zijn en nog gaan worden om daadwerkelijk tot actualisatie van het curriculum te komen.
“Voor het kabinet is duidelijk dat het nodig is om het huidige curriculum te verbeteren.” Het is tenslotte de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat het curriculum in het onderwijs aansluit op de samenleving zelf. Die aansluiting ontbreekt nu. In het verleden is het curriculum wel geactualiseerd, maar nooit integraal herzien. “Dat heeft geleid tot de huidige staat van het curriculum voor funderend onderwijs: versnipperd, deels verouderd, … een stapeling aan opdrachten aan het onderwijs is ontstaan.”
Hoewel er dus veel gaat – en moet – veranderen, betekent dit niet dat het hele onderwijs op de schop gaat. “Integendeel: veel van de huidige onderdelen zullen onverminderd relevant blijven.”
Er zijn al veel stappen gezet om de doelstellingen te behalen. De Minister is daar positief over. Er zijn heldere leerlijnen geformuleerd om de ontwikkeling van PO naar VO te verbeteren. Ook wordt er meer keuzeruimte voor leerkrachten gerealiseerd. Daarnaast zijn de benodigde kennis en vaardigheden concreter geformuleerd: dit biedt meer duidelijkheid voor leerkrachten en leerlingen. Met deze nieuwe kerndoelen weten leerlingen en leerkrachten wat van hen verwacht wordt.
De Minister begrijpt dat de overheid niet alle ruimte kan pakken in deze curriculumherziening. “Wat een passende balans is [in de verschillende doeldomeinen] kan per school, per klas en per leerling verschillen en is sterk afhankelijk van de pedagogisch-didactische context binnen de school. Hier past dan ook een zekere terughoudendheid van de overheid.”
Dit geldt in het bijzonder voor het domein persoonsvorming. In lijn met een eerder aangenomen motie worden daarvoor geen specifieke ‘bouwstenen’ opgesteld, die voor andere domeinen wel zijn opgesteld. Het curriculum kan wel handvatten bieden in de context van de eigen school persoonsvorming vorm te geven, bijvoorbeeld in het kader van burgerschap. “Maar”, aldus de Minister, “voornoemde motie maakte dat de ervaren ruimte hiervoor beperkt was.”
Naast de overwegend positieve reactie van de Minister zijn in de brief ook wat aandachtspunten genoemd. Om er daar één uit te halen: “Duidelijk moet in kaart worden gebracht in hoeverre de overladenheid van het curriculum is teruggedrongen.” Om het curriculum succesvol te actualiseren, is een reductie van de overladenheid en het realiseren van meer ruimte voor leraren een essentiële randvoorwaarde. Overigens houden scholen met betrekking tot tijdsbesteding wel hun eigen vrijheden. “Hoe scholen hun onderwijs inrichten, en hoeveel tijd zij aan leergebieden en vakken besteden om de kerndoelen in de praktijk te brengen is en blijft aan henzelf.” De tijdsbesteding wordt wel gemonitord. In de vervolgfase zal in de praktijk getoetst worden of de overladenheid inderdaad vermindert.
Dat het curriculum herzien moest worden, was wel duidelijk. Uit de brief van de Minister is gebleken dat de huidige ontwikkelingen zijn goedkeuring zeker weg kunnen dragen, hoewel hij uiteraard zijn aandachtspunten behoudt. De brief sluit af met een dankwoord: “Ten slotte wil ik mijn dank uitspreken voor het harde werk van de ontwikkelteams en hun ondersteuning. Zonder hun inspanningen en kundigheid waren we niet waar we nu staan.” En eerder in der brief: “De ontwikkelteams hebben knap werk verricht in relatief beperkte tijd.” En zo is het maar net.