Cornelis Klepper


Het begrip franchise is zowel veelzeggend als ongrijpbaar. Veel ondernemers in de sector retail hebben te maken met deze samenwerkingsvorm en begrijpen hoe die werkt. Het ontbreken van een wettelijke regeling voor dit type overeenkomsten zorgt er echter voor dat in de praktijk vaak discussie ontstaat over de inhoud en uitleg van een franchiseovereenkomst. Recent oordeelde de rechtbank Zeeland-West-Brabant over een dergelijk geschil.[1]

De vraag

Centraal stond de vraag of de franchisegever een eerlijk beeld schetste ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Volgens de franchisenemers zou hen een hogere brutowinstmarge zijn beloofd dan gemiddeld was in de branche, terwijl die in de praktijk niet was gehaald. Was hier - juridisch gezien - sprake van 'dwaling', en zo ja, was de franchisegever gehouden de geleden schade te vergoeden?

De partijen

Twee ondernemers, vennoten in een VOF, hadden een fietsenwinkel. Sinds 1999 waren zij met hun winkel aangesloten bij een overkoepelende retailorganisatie en franchisegever in de rijwielbranche: Biretco. Na de overname van enkele fietsenzaken, sloten de ondernemers in 2006 een integrale franchiseovereenkomst met de franchisegever. Hun fietsenwinkels kregen allen dezelfde bedrijfsnaam.

De aanklacht

De positie van de franchisenemer brengt met zich dat het uiterst relevant is om voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst advies in te winnen over de contractuele verdeling van verantwoordelijkheden. 

Naar eigen zeggen sloten de ondernemers deze overeenkomsten op basis van de informatie die hen door Biretco werd verstrekt. Biretco spiegelde hen een brutowinstmarge van 39,7% voor. Toen ze wegens tegenvallende bedrijfsresultaten hun deuren moesten sluiten, wendden de franchisenemers zich tot de rechter.

De franchisenemers eisten daarom schadevergoeding.

Het verweer

De franchisegever betoogt echter dat geen sprake is of was van dwaling. Daartoe worden door Biretco een aantal argumenten aangedragen.

Kortom: de franchisenemer is verantwoordelijk voor zijn eigen succes! De rol van de franchisegever blijft beperkt tot het aanbieden van enkele voordelen, waarvan het inkoopvoordeel voorop staat.

Het antwoord

Volgens de rechtbank was echter geen sprake van ongefundeerde mededelingen waardoor de ondernemers op het verkeerde spoor werden gezet (‘dwalen’). Ze hebben inzake hun individuele geval geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen die hun aanklacht onderbouwen. De rechtbank overweegt dat…

Het oordeel van de rechtbank is stellig: er is geen sprake geweest van dwaling bij het aangaan van de franchiseovereenkomst. Moest de franchisegever wel – zoals de franchisenemer betoogt – ingrijpen toen de zaken niet volgens plan verliepen? Nee, oordeelt de rechtbank.

Conclusie

De positie van de franchisenemer is bijzonder. Enerzijds is hij zelf verantwoordelijk voor zijn onderneming, anderzijds is hij (deels) afhankelijk van de franchisegever. Die positie brengt met zich dat het uiterst relevant is om voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst advies in te winnen over de contractuele verdeling van verantwoordelijkheden. Ook in dit geval bleek immers dat het geschil ontstond door een substantieel verschil tussen de verwachting van de ondernemers en de realiteit.

Bij BVD advocaten kennen we de bijzondere positie van de franchisenemer als geen ander. Wij helpen u graag om de juiste strategische keuzes te maken. Zo kunt u met een gerust gevoel de toekomst in. Advies nodig? Neem vrijblijvend contact op met een van onze specialisten!

 

[1] Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 juni 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3723

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises