Catia Luis Fula


Twee verschillende advocaten kunnen bij het berekenen van de partneralimentatie in één en dezelfde echtscheiding tot twee compleet verschillende bedragen onder aan de streep komen. Voor het vaststellen van alimentatie gelden normen, maar toch kunnen bepaalde posten veel discussievoer opleveren. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer de alimentatieplichtige directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) is van een BV en deze naast het salaris ook jaarlijks dividend uitgekeerd krijgt. Het salaris en de dividenduitkering vormen dan gezamenlijk het inkomen waarmee gerekend moet worden. De alimentatiegerechtigde zou zich op het standpunt kunnen stellen dat de DGA de dividenduitkeringen bewust laag probeert te houden zodat er minder alimentatie betaald hoeft te worden, terwijl de DGA juist zou kunnen verdedigen dat een hogere dividenduitkering de onderneming in gevaar zou kunnen brengen. Deze discussie speelde ook in een zaak bij de rechtbank Midden-Nederland.

Continuïteit van de onderneming

Na het uitspreken van de echtscheiding was er tussen partijen nog één onbeslist punt: de vast te stellen partneralimentatie. In dit geval verzocht de man een partneralimentatie vast te stellen ten laste van de vrouw ter hoogte van € 5.565,83. Het grootste discussiepunt was het inkomen van de vrouw en meer specifiek de hoogte van de mogelijke dividenduitkering uit haar onderneming.

Bij het vaststellen van de dividenduitkering geldt als uitgangspunt dat er moet worden vastgesteld hoeveel dividend er uitgekeerd kan worden zonder de continuïteit van de onderneming in gevaar te brengen. Een deel van de winst is immers noodzakelijk voor investeringen of reserves binnen de BV. De vrouw stelt in dit kader dat er jaarlijks dividend uitgekeerd kan worden ter hoogte van € 20.000. De man schat de dividenduitkering echter een stuk hoger in; volgens hem zou de vrouw jaarlijks € 400.000 aan dividend uit kunnen keren.

De rechter moet in dergelijke zaken een zorgvuldige afweging maken tussen het belang van de ondernemer en het belang van degene die alimentatiegerechtigd is. Hiervoor baseert de rechter zich onder meer op de financiële stukken die de ondernemer in het geding dient te brengen. De vrouw laat in dit geval echter na informatie te geven over de financiële situatie in de nabije toekomst, zoals concept jaarstukken en/of prognoses en heeft ook geen kasstroomoverzichten overgelegd. De rechter moet hierdoor noodgedwongen kiezen voor een andere benadering.

Giswerk?

De rechter gooit het dus over een andere boeg. Uit de jaarrekeningen van de jaren 2014 tot en met 2017 die wel in het geding zijn gebracht, kan de rechter ten aanzien van de BV de volgende conclusies trekken: de winst en het eigen vermogen is de afgelopen jaren flink toegenomen, de liquide middelen zijn de afgelopen jaren flink gestegen en op de langlopende schulden is flink afgelost. De vlottende activa bedroegen in het afgelopen jaar meer dan het dubbele van de kortlopende schulden. Hieruit kan de rechter afleiden dat het – kortgezegd – goed gaat met de onderneming en er minimaal rekening gehouden kan worden gehouden met een jaarlijkse dividenduitkering van € 40.000, zonder dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt.

Hoewel de vastgestelde dividenduitkering enigszins giswerk lijkt door de ontbrekende stukken, valt dit bedrag niet helemaal uit de lucht.

Een compromis

Partijen verdienden tijdens het huwelijk  gezamenlijk € 7.892 netto per maand. Na een echtscheiding wordt er vanuit gegaan dat beide echtelieden (na aftrek van de kosten van eventuele kinderen) een maandelijkse financiële behoefte hebben van 60% van dit bedrag. De man kan door zijn inkomen deels in zijn eigen behoefte voorzien, maar er resteert een aanvullende behoefte van € 2.044 bruto per maand. Wanneer er rekening wordt gehouden met een dividenduitkering van € 40.000 aan de zijde van de vrouw, heeft zij voldoende draagkracht om door middel van een maandelijkse partneralimentatie in deze resterende behoefte van de man te voorzien.

Omdat de rechter – op basis van de jaarcijfers -  eigenlijk inschat dat de dividenduitkering hoger zal zijn dan € 40.000 per jaar, durft hij het aan om uit te gaan van dit bedrag. Hierdoor kan er toch een partneralimentatie worden vastgesteld, zonder dat er heel precies hoeft te worden vastgesteld wat de dividenduitkering zal zijn. Hoewel er door een jurist of een accountant ongetwijfeld iets tegen deze methode in te brengen valt, is de rechter heel duidelijk: het nalaten van het indienen van de benodigde financiële stukken komt voor rekening en risico van de vrouw. Zo vervult de rechter zijn taak als geschillenbeslechter door het probleem op een discutabele, maar creatieve manier op te lossen.

Deel dit artikel

Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie

Expertises