Jan Dirk van Vlastuin
Jan Dirk van Vlastuin
Als een schuldeiser vermoedt dat zijn schuldenaar aandelen heeft in een besloten vennootschap, is het op dit moment beperkt mogelijk om daarover zekerheid te krijgen. Immers alleen de enig aandeelhouder van een besloten vennootschap is zichtbaar in het Handelsregister. Het ziet er naar uit dat dit probleem volgend jaar voor een groot deel wordt opgelost. Op 4 april 2019 is namelijk een wetsvoorstel ingediend voor registratie van uiteindelijk belanghebbenden (in het Engels ulimate beneficial owner, afgekort UBO) van in Nederland opgerichte rechtspersonen. In deze bijdrage worden de praktische gevolgen daarvan besproken.
De vierde Europese anti-witwasrichtlijn verplicht de lidstaten om informatie over UBO’s in een centraal en openbaar register bij te houden. Die verplichting is ingevoerd om te voorkomen dat het financiële stelsel wordt gebruikt voor het witwassen van geld en voor de financiering van terrorisme. Het is daarbij van belang dat de bevoegde autoriteiten niet alleen kunnen nagaan wie formeel als aandeelhouder of bestuurder is betrokken bij een rechtspersoon maar ook welke natuurlijke persoon economisch belang heeft bij of zeggenschap heeft over die rechtspersoon.
Het wetsvoorstel voorziet vooral in een aanpassing van de Handelsregisterwet. Op grond van het nieuwe artikel 15a wordt in het handelsregister opgenomen wie de uiteindelijke belanghebbende is van de belangrijkste rechtspersonen. Van die UBO wordt in ieder geval de achternaam, de geboortemaand, het geboortejaar, de woonstaat en de nationaliteit opgenomen alsmede de aard en omvang van het door hem gehouden economische belang. Die informatie is openbaar. De UBO kan overigens wel afscherming van zijn persoonsgegevens verzoeken ter bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer.
Overigens wordt in het register niet de exacte omvang van het aangehouden economisch belang vermeld. Er volgt een indeling in één van de volgende categorieën: meer dan 25% tot 50%, van 50% tot 75% en van 75% tot en met 100%. Dat heeft tot gevolg dat een belang tot 25% evenmin onder de registratieplicht valt.
Daarnaast wordt ook informatie opgenomen die niet door iedereen kan worden ingezien, te weten: het burgerservicenummer, een buitenlands fiscaal identificatienummer, de geboortedag, de geboorteplaats, het geboorteland en het woonadres van de UBO. De niet openbare informatie kan alleen worden ingezien door de Financiële inlichtingen eenheid of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bevoegde autoriteit. Gerechtsdeurwaarders krijgen daardoor geen toegang tot die informatie.
De registratieverplichting geldt niet voor eenmanszaken en publiekrechtelijke rechtspersonen. Ook de vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid die geen onderneming drijft, verenigingen van eigenaren en kerkgenootschappen vallen niet onder deze verplichting. Tenslotte geldt deze verplichting ook niet voor de maatschap, de commanditaire vennootschap, de vennootschap onder firma en de rederij omdat dit geen rechtspersonen zijn. Het fonds voor gemene rekening is evenmin een rechtspersoon. Omdat dit fonds onder de regels voor een trust valt, geldt de UBO-verplichting wel voor dat fonds.
Voorlopig zal de informatie over de UBO worden opgenomen in een apart register dat wordt gekoppeld aan het handelsregister. Uiteindelijk is het de bedoeling dat deze informatie integraal onderdeel zal uitmaken van het handelsregister.
De verplichting om informatie over de UBO in te schrijven rust op ieder der bestuurders van een rechtspersoon.
Instellingen die op grond van de Wwft verplicht zijn om een UBO-onderzoek in te stellen, mogen overigens niet alleen afgaan op de in het handelsregister opgenomen informatie. Zij moeten zelf meer informatie over de UBO inwinnen.
De notarissen hebben inmiddels forse kritiek geuit op het wetsvoorstel. Zij vinden het voorgestelde register niet effectief en niet doelmatig. Met name doordat de informatie in het toekomstige UBO register afkomstig is van de daarin opgenomen rechtspersonen. Die beschikken zelf ook niet altijd over informatie over de UBO. Volgens de notarissen levert het UBO register een forse administratieve werklast zonder dat dit informatie oplevert over degenen die wel zeggenschap willen hebben over een rechtspersoon zonder dat dit zichtbaar is. De notarissen pleiten daarom voor de invoering van een centraal aandeelhoudersregister, welk register door de notarissen zelf wordt gevuld en bijgehouden.
Hoewel ik van mening ben dat de kritiek van de notarissen voor een belangrijk deel terecht is, denk ik dat de invoering van een UBO register voor de executiepraktijk wel een toegevoegde waarde heeft. De natuurlijke persoon die meer dan 25% aandelen in een vennootschap heeft, zal daarin voor een ieder zichtbaar zijn.
Persoonlijk ben ik ook een voorstander van de invoering van een centraal aandeelhoudersregister. Het lijkt mij praktischer indien dat evenals het UBO-register wordt opgenomen in het handelsregister. Op die manier hoeft slechts één register geraadpleegd te worden.
Daarnaast is het voor de executiepraktijk van groot belang dat ook gerechtsdeurwaarders toegang zullen krijgen tot het centraal aandeelhoudersregister. Zowel om na te gaan of iemand als aandeelhouder voorkomt maar ook om na een executoriale verkoop van de aandelen, een mutatie in het register te kunnen uitvoeren. Als de gerechtsdeurwaarders die mogelijkheid niet krijgen, is de kans groot dat het centraal aandeelhoudersregister onjuist informatie verstrekt.